De Gids. Jaargang 6
(1842)– [tijdschrift] Gids, De– AuteursrechtvrijZwanenburg. - 't Huis ter Hart.(Vervolg en Slot van Bladz. 491).Dadelijk na het uitkomen van het vorig No. van dit Tijdschrift maakte men mij van verschillende kanten opmerkzaam op nog twee plaatsen in den Gijsbrecht, waar van Swaanenburgh wordt gesproken, die over de ligging van hetzelve eenig licht zouden kunnen verspreiden, en die, ik beken het, mij zijn ontgaan. | |
[pagina 554]
| |
De eerste dier plaatsen komt voor in het 1ste Tooneel van het 2de Bedrijf, alwaar van egmond aan zijne Hoplieden het plan der verrassing van Amsterdam bekend maakt, en zijne mededeeling besluit met de woorden: - - zo dat er niets en faalt
Dan nu te nacht, zo ras zyGa naar voetnoot(1) poort en sloten breken,
En Swaanenburregh viert, te letten op dat teeken,
En voort met alle macht te volgen op het licht
Des schrikkelijken brands, van Vosmeers toors gestigt.
De tweede plaats vindt men in het laatste Tooneel van het 5de Bedrijf. - Gysbrecht verlangt van zijne gade, dat zij zich met hunne kinderen, en met - - het onnut gezin, en die geen nootweêr bien,
te scheep zal begeven en trekken naar een wijk, waar niemand hen kan hinderen. Zij antwoordt: ‘Helaas! wat ga ik aan? wat komt my weder over?
Waar zentge my, myn lief, Persyn den grooten roover
Uw vyant in den mont, die op ons vlamt en loert
Uit Swanenburg, daar hy des Graven vlagge voert?
't Verdriet hem zulk een slot, en vasten burg te derven,
Die ongerechte gift. -’
Beide plaatsen bevestigen mijn vermoeden, dat het Zwanenburg, door vondel genoemd, in de nabijheid der stad was gelegen en Zwanenburg op half weg Haarlem niet bedoeld kan zijn, zoo als sommigen, onder welke a. loosjes psz., vermoedenGa naar voetnoot(2). Egmond stond met zijn leger bij het Karthuizer-Klooster, even buiten de stad; hij had Amsterdam oostwaarts vóór zich, Polanen of half weg Haarlem westwaarts in den rug; hij beveelt zijnen hoplieden tegen de stad op te rukken, zoodra het vuur op Swanenburg zal zijn onstoken; ‘En Swanenburregh viert’
Deze Burg of dit Slot lag dus in de rigting van Amsterdam, niet in die van Haarlem. Bij het Karthuizer Klooster zich bevindende, kon men, toen de Stad aan die zijde nog niet was bebouwd, gemakkelijk bij | |
[pagina 555]
| |
nacht, een vuur tot teeken op eene hoogte aan den overkant van het Y, in Waterland ontstoken, ontwaren. En nu de tweede plaats: badeloch vreest, dat, indien zij te scheep mogt gaan, zij in handen van den Heer van persyn mogt vallen, die uit Swanenburg hen bespiedde. De vlugt moest geschieden langs het Y, maar zeker Zuiderzeewaarts, en niet in de rigting van Spaarendam, waar zij hunne vijanden in den mond zouden loopen en waar het goed van den Heer van Haerlem lag, den hevigen vijand van gijsbrecht, van wien hij in de alleenspraak zegt: ‘Dog Haarlem draagt met regt de grootste schult van alle,
Die om zyn voordeel wrokt, en wenst myn sterke walle
Te slechten tot den gront, in schyn van 's Graven zaak.’
Het Swanenburg, waaruit persyn loerde en op hen vlamde, lag dus óf vlak bij Amsterdam, óf wel langs den weg, dien men vlugtende voorbij moest, en dit bekrachtigt mijne vooronderstelling, dat vondel met het Swanenburg, door hem in zijnen Gijsbrecht vermeld, geene andere sterkte heeft bedoeld, dan óf het Slot van dien naam, hetwelk de persyns in Waterland eenmaal bezaten, en welk Slot, zoo ik vermoed, zal hebben gelegen aan de overzijde van het Y, regt tegenover Amstelland, óf de verdedigingspoort of burg op de wallen der stad zelve. Voor dit laatste is in de aangehaalde plaatsen veel grond. Op die poort, burg, konden zij, die met het schip binnengeslopen waren, een vuur, tot teeken voor de belegeraars, ontsteken. Op dezen burg had persyn 's Graven vlag geplant; want het smartte hem zulk een' vasten burg te derven, die ongeregte gift. Na den moord van floris V toch, zegt men, dat de goederen van den Heer van amstel aan persyn werden geschonken; in 't oog van badeloch eene onregtmatige gift. Maar de woorden van gijsbrecht: 'k Heb - Swanenburg noch afgestaan door dwang,
doen aan een afzonderlijk kasteel of slot denken, en niet aan een gedeelte van eenen walmuur, ten ware vondel hier een gedeelte voor het geheel name (pars pro toto), en dus met Swaanenburg gansch Amsterdam hebbe willen uitdrukken; doch dit laatste is onwaarschijnlijk. Hoe dit zij, in beide gevallen begaat vondel een anachronisme. Het Slot der persynen in Waterland was reeds vóór 1273 verwoest. Wij zagen, dat jan van persyn in dat jaar, of in 1275,Ga naar voetnoot(1) beloofde het niet weder van hout of steen te | |
[pagina 556]
| |
zullen opbouwen. De handeling, in den Gysbrecht voorgesteld, valt echter na den dood van Graaf floris (dus na 1296) voor. En hoezeer beka, die op het einde der XIVde eeuw bloeide, (in zijne chronijk op het leven van Bisschop willem II) verhaalt: ‘dat gijsbrecht van amstel na den dood van Graaf jan zijne stad rondom met houten bruggen en torenburgten (turritis propugnaculis) bevestigde,’ twijfel ik er toch aan, of het Zwanenburg op de wallen der stad toen reeds zal hebben bestaan. - Maar soortgelijke anachronismen moet men in den Gijsbrecht meer over het hoofd zien. Men denke aan de beurs te water uitgebouwd, en aan zoo vele grachten, straten en gebouwen in dat treurspel opgenoemd, welke zeker, ten tijde dat de held van het stuk leefde, niet hebben bestaan. Maar dit is niet alles, wat men in den Gysbrecht over het hoofd moet zien: ook in de voorstelling der karakters van de personen zondigt vondel, indien het in zijne kraam te pas komt, geweldig; doch niemand is zeker door hem onbillijker en onregtvaardiger behandeld dan witte van haemstede, ‘Hij, de Zoon van dien floris zoo goedig,
Hij, het beeld van dien Vader in houding en oog,
En niet min dan zijn Vader kloekmoedig.’
Maar ook de vader komt er bij vondel niet gunstig af. Doch het lag in den geest van 's dichters leeftijd, om laag op de vroegere Graven te vallen, en wie is in alles zijnen tijd vooruit? Als dichter was vondel het ongetwijfeld. Bilderdijk stelde, in het Treurspel Floris V, den Graaf van dien naam meer naar waarheid en zeker beminnelijker voor, en Mr. j. van lennep heeft, in de strijd met Vlaanderen, de door vondel geschondene eer van witte waardig gewroken. Vraagt gij nu als slotsom van dit geschrijf mijne meening omtrent de ligging van het Zwanenburg, door vondel driemalen in den Gijsbrecht vermeld? Zij is deze: vondel had het oog op het voormalig Slot van dien naam, in Waterland, aldaar door een' der Heeren van persijn gesticht. - Het wapen van Waterland is eene Zwaan. Gezegd Slot kwam in handen van gijsbrecht van amstel, als hoofd der oproerige Waterlanders, maar werd later door hem weêr afgestaan door dwang. Dit Slot lag aan de overzijde van | |
[pagina 557]
| |
het Y, welligt niet verre van Buiksloot. Hier was, tijdens de verovering van Amsterdam, volgens vondel, jan persijn gelegerd, en gaf van dáár aan de belegeraars, door het ontsteken van nachtelijk vuur, het teeken tot den aanval. Want hij, de Admiraal, had volgens den Heer van voorn (Vde Bedr. 3de tooneel) Wat riemen voert of zeil - - - - - -
Beslagen in zyn dienst by Vries en Waterlanderen,
en kon alzoo, zoodra de toorts van vosmeer, volgens afspraak, den brand in het hollen Zeepaard had gestokenGa naar voetnoot(1), met schepen zonder tal oversteken, en de Stad aan den Ykant belegeren, terwijl egmond, met de zijnen, haar van de landzijde bestormde. Uit dit Slot lette persyn op alles, wat Amsterdam, of het Slot van Amstel, langs het Y verliet. Dáár voerde hij 's Graven vlagge of standaard, want de Graaf van Holland had Waterland bedwongen; deze was aldaar Heer en de persijns bezaten het slechts als leen. Van dáár hoopte jan persijn Amsterdam en het Slot van gijsbrecht, welke goederen hij, zoo als sommigen willen, als verbeurd verklaard van den Graaf ten geschenke had ontvangen en eenigen tijd had bezeten, op nieuw te zullen bemagtigen, want ‘'t Verdroot hem zulk een slot en vasten burg te derven
Die ongeregte gift. - -’
en badeloch voegt daarom nog bij de aangehaalde woorden: ‘- - - U zaat, u wettige erven
Te blusschen in haer bloet, is al zyn wensch en wit
Opdat hy onverlet volharde in 't nieuw bezit.’
Op die wijze is, dunkt mij, alles duidelijk, en loopt geregeld af. Maar ik geef deze meening om beter. Het Gemeenelandshuis van Rijnland, op Halfweg, heeft niet slechts op elk der vier stijlen van de ingangen een Zwaan, maar die zwanen zijn op burgten voorgesteld, zoodat de benaming van Zwanenburg zeer eigenaardig is. Het Huis, in welks gevel de steen met het Slot van Egmond wordt gevonden, staat niet op den Achterburgwal, zoo als op blz. 491 is vermeld, maar op den Oudezijds Voorburgwal. Dit is eene schrijffout. Eene drukfout is de benaming van Houwick op blz. 482, (reg. 23) dit moet Houtrick zijn. Amsterdam, Sept. 1842. w.j.c. van hasselt. |
|