De Gids. Jaargang 6
(1842)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Boekbeoordeelingen.Archives ou correspondance inédite de la maison d'Orange-Nassau Receuil publié, avec autorisation de S.M. le Roi, par Mr. G. Groen van Prinsterer, Chevalier de l'ordre du Lion Belgique, Secrétaire du Cabinet de S.M. Première Série. Tom. I, Leide, 1835.Onder de meest belangrijke Werken, welke de Vaderlandsche persen gedurende de laatste jaren in het licht hebben gezonden, komt zonder bedenking aan dat, welks titel aan het hoofd dezes staat uitgedrukt, eene zeer onderscheidene plaats toe, ofschoon het slechts door een klein getal Lezers in Nederland naar waarde kan worden geschat en op de regte wijze zal worden gebruikt. Het is toch niet genoeg, dat men Fransch en Hoogduitsch versta, men moet ook met die talen, zoo als zij in de 16de eeuw gebezigd werden, meer bekend zijn, en zich tevens verheffen kunnen boven de onaangename gewaarwordingen, welke het bijna volslagen gemis van juistheid in stijl en in spelling (waardoor die oude brieven, enz. somwijlen vrij onverstaanbaar worden) onwillekeurig bij eene oppervlakkige lezing veroorzaakt; - het is niet genoeg, dat men eene algemeene kennis van de Geschiedenis bezitte, men moet reeds dieper in haar zijn ingedrongen; men moet, uit liefde voor de waarheid, de gebeurtenissen tot in de kleinste bijzonderheden met belangstelling kunnen blijven naspeuren. Zonder dit zal men zich al spoedig vergenoegen met het Werk, na de lezing der uitmuntend gestelde Voorredenen (welke met de oorspronkelijke Stukken een treffend contrast van stijl leveren), vlugtig te doorbladeren, en voorts eene eervolle plaats in zijne Boekerij aan te wijzen, om dáár voor langen tijd rust te genieten. De eigenlijke beoefenaar der Ge- | |
[pagina 2]
| |
schiedenis daarentegen zal het, na de eerste kennismaking met den inhoud, gedurig wederom in handen nemen, en, meestal, ook wel voldaan over het meerdere licht, hetgeen de inhoud over de eene of andere bijzonderheid van die gewigtige dagen verspreid heeft, op nieuws ter zijde leggen. Wij vinden trouwens in deze Archives eene rijke verzameling van bouwstoffen voor een allergewigtigst tijdperk der Vaderlandsche Geschiedenis, welker geheele waarde voor alsnog niet te berekenen is, en eerst door den tijd geheel geschat zal kunnen worden. Terwijl zelfs de eerste Série nog niet geheel het licht ziet, hebben wij reeds aangename proeven ontvangen van het gebruik, hetwelk rustige Geschiedvorschers er van kunnen maken, en wij twijfelen er niet aan, of het voorbeeld van wijlen den voortreffelijken n.g. van kampen, in zijne Levens van beroemde Nederlanders, bepaaldelijk in dat van den edelen lodewijk van nassau, en van den eerbiedwaardigen, nog steeds werkzamen grijsaard w. broes, in zijnen f. van marnix aan de hand van willem I, zal meerdere navolgers vinden. Wij wenschen het daarenboven vurig; want eerst door zoodanige, met gebruikmaking ook van deze en dergelijke vroeger onbekende bouwstoffen, vervaardigde monographiën, kunnen wij hopen, eindelijk eens eene Geschiedenis des Vaderlands te zullen ontvangen, welke beantwoordt aan den stand der Wetenschap in deze eeuw. Tot dusverre hebben wij er nog geene. Hoe meer men terugkeert tot de bronnen, uit welke de Geschiedschrijvers zeggen geput te hebben, hoe meer men de leemten leert kennen, welke in hunne Werken gevonden worden, hoe sterker men het gemis van een geheel gevoelt, waarop men over het algemeen vertrouwen kan. Om evenwel van die bronnen gebruik te kunnen maken, moeten zij toegankelijk zijn; dat waren vele vroeger niet. Wel waren er Kronijken, Mémoires, Charters, Brievenverzamelingen, enz. enz. uitgegeven; doch niet weinige ook waren, en zijn nog, in donkere schuilhoeken verborgen. Het is voor onzen tijd bewaard gebleven, ze daaruit in het licht te brengen. Met prijzenswaardigen ijver is men dan ook daarmede bezig; doch wien wij ook dank schuldig zijn voor het medegedeelde, den meesten dank zullen wij toch wel aan den Heer groen van prinsterer moeten brengen, als die, partij trekkende van de gunstigste omstandigheden, onder welke hij arbeiden kon, zijnen tijd en zijne onmisbare talenten blijft aanwenden, om het belangrijkste tijdperk der Vaderlandsche Geschiedenis, ofschoon door bloed en | |
[pagina 3]
| |
tranen gekenmerkt, in helderder licht te plaatsen, dan het tot hier toe gesteld was. De thans rustende Koning heeft geene zwarigheid gemaakt om zijn huisselijk Archief voor de Wetenschap open te zetten, en alzoo de beoefenaren der Geschiedenis in de gelegenheid te stellen, de hoofdpersonaadjes op het bedrijvige tooneel der 16de eeuw meer in haar ware karakter te leeren kennen, door hun hare vertrouwelijke briefwisseling mede te deelen, en daardoor zelfs met de geheime drijfvêren harer daden bekend te maken. Hoe weinige Vorsten zullen dat doen, omdat zij het niet doen kunnen, zonder den stam, waaruit zij gesproten zijn, te onteeren! Maar, om de woorden des Heeren Gr.v.P. te gebruiken: La maison d' Orange-Nassau peut librement ouvrir ses Archives et justifier par là même le haut rang qu'elle a depuis longtems occupé; want, zij er ook al met kieschheid het een en ander ter zijde gelegd, waarmede het publiek niets te maken had, uit het geleverde blijkt voldingend, dat willem en zijne broeders uit waarlijk zuivere en edele beginselen gehandeld hebben, ten nutte van Neêrlands ingezetenen, aan wier lot zij het hunne hadden vastgehecht. En moge er in de handelingen van dezen of genen soms al iets voorkomen, hetgeen den strengsten toets eens Censors niet ten volle kan doorstaan, het zijn slechts vlekken, waaruit wij zien, dat ook de beste Vorsten menschen blijven, en als zoodanige voor dwaling, misvatting, enz. blootstaan. Onderscheidt zich 's Koning Familie-Archief hierdoor, het is daarenboven bijzonder rijk. Door het sneuvelen van de broeders van Prins willem I, kwamen hunne papieren in handen van hem, den oudsten. Na het uitsterven van zijnen tak, geraakte dit geheel in handen van den Frieschen tak, en werd met diens Archief vereenigd. Hierdoor zijn brieven en antwoorden bij elkander, en verkrijgt hij, wien het gegund wordt deze schatten te gebruiken, een duidelijker overzigt over het geheel, ja, wordt veel van hetgeen anders nog in nevelen gehuld zou blijven, in helderen dag geplaatst. De Heer G.v.Pr., eenmaal het Werk aangevat hebbende, was evenwel hiermede nog niet tevreden. Hij wist, dat er te Parijs, te Besançon en te Kassel Oorkonden moesten zijn, welker kennis van hoog belang kon wezen bij de beoordeeling der groote karakters en gebeurtenissen, met welke hij zich bezig hield. Hij reisde dus derwaarts, werd overal welwillend ontvangen, en vond, naar zijne eigene verklaring, ‘zijne verwachting, hoewel vrij hoog gespannen, zeer ver over- | |
[pagina 4]
| |
troffen.’ Van dat alles heeft hij gebruik gemaakt op eene wijze, die te zeer boven onzen lof verheven is, dan dat wij er veel over zeggen mogen; want niet alleen geeft hij met de meeste juistheid de brieven en documenten zelve, maar hij maakt ze ook meer verstaanbaar door de opheldering van verouderde woorden en aanhalingen uit gelijktijdige Schrijvers; ja, hij snoert alles, door meerdere ontwikkeling van enkele gebeurtenissen en het geven van belangrijke overzigten, zóó aan elkander, dat de losse en doorgaans op zich zelve staande Stukken als ware het een doorloopend geheel vormen, hetwelk zich, dien ten gevolge, gemakkelijker beoordeelen laat. Neemt men nu daarbij in aanmerking, dat het aantal der tot dusverre in het licht gegevene het getal van duizend reeds veel te boven gaat, dan zal men zich van zelf eenig denkbeeld kunnen vormen van den rijkdom dezer Schatkamer, welke van nu af voor de beoefenaren der Geschiedenis geopend zal zijn, en dus ook van de verpligting, welke zij te dezen aan den Heer groen v. prinsterer hebben. Wij willen intusschen met het gezegde geenszins te kennen geven, dat wij al het medegedeelde voor even belangrijk houden. Wij houden het er veeleer voor, dat verscheidene der medegedeelde brieven zoo weinig gewigtigs bevatten, dat zij zonder schade teruggehouden hadden kunnen worden. - Doch hetgeen voor den eenen van weinig beduidenis schijnt, is soms in het oog van eenen anderen belangrijk. Het oordeel zal wel steeds afhangen van het standpunt, waarop men zich ter beschouwing plaatst, en van het doel, hetwelk men met zijne onderzoekingen heeft. Een schijnbaar nietig biljet kan, in verband met andere brieven van dezelfde hand, eene voortreffelijke bijdrage tot karakterbepaling bevatten, en een paar woorden, welke door velen voorbijgezien worden, de beslissing geven omtrent betwijfelde of betwiste punten. Één enkel voorbeeld moge daarvoor ten bewijze strekken. De Heeren te water hadden beweerd, dat de Zeeuwen aan het verbond der Edelen geen deel hadden gehad. Die verzekering werd door anderen betwijfeld en op gronden van waarschijnlijkheid tegengesproken; maar een beslissend bewijs ontbrak. Hier wordt het gegeven, T. II, p. 59, in eenen enkelen regel van een Mémoire d'envoyer en extrême diligence par tous les pays avertir nos alliés, pour se trouver le 3 du mois d'Avril prochain à Brusselles - pour le 4me présenter à Madame la remonstrance conçeue -, want wij lezen er: ‘Pour Hollande Monsieur le Conte lodwick escrira à Monsr. | |
[pagina 5]
| |
de bréderode, qu'il y députe quelques gentilhommes à cest effect aves ses lettres de crédence. Pour Zélande Monsr. le Conte lodwick s'en est chargé. Pour Frise Monsr. le Conte lodwick s'en est chargé. Pour Namur,’ etc. Wij ontveinzen ook niet, dat wij over sommige jaren gaarne iets meer zouden ontvangen hebben dan er gegeven is. Over het jaar 1566 alleen heeft men 128 brieven; doch van 8 Junij, 1570, tot 1 April, 1527, slechts 8, waarvan de helft nog betrekking heeft op de huwelijksontrouw van anna van saxen. Wij erkennen het groote belang der gebeurtenissen van 1566; maar toch ook zoo veel werd ontworpen en voorbereid gedurende die 20 maanden, welke de inneming van den Briel voorafgingen! Die inneming van den Briel moge trouwens al niet zelve, gelijk van der vijnckt wil, eene wélgekozene en gelukkig ten uitvoer gebragte onderneming zijn geweest, naar den raad, door den Admiraal de coligny aan Oranje gegeven; hetgeen kort daarna te Vlissingen gebeurde, kan nogtans even weinig als een gewrocht van het oogenblik worden beschouwd. Er loopt te veel zamen, om niet aan te nemen, dat men hier naar vooraf gemaakte ontwerpen handelde. Van meteren geeft eene vrij lange naamlijst van personen, met welke de Groote Zwijger gedurende dien tijd vertrouwelijk correspondeerde; hij zegt, dat deze intelligentie had ‘op die Steden van Zeelandt, also wy selve by de eijghen Brieven van denselven Prince - geschreven en onderteeckent gesien hebben.’ Konden wij die brieven, voor zooveel zij gerigt waren aan hoofdpersonaadjes op den 6den April, 1572, en verv., welker namen op die lijst voorkomen, lezen, hoeveel duisters zou er welligt worden opgehelderd! - Wij mogen evenwel den Heer Gr.v.Pr. niet vragen, waarom hij ze ons niet heeft medegedeeld; want hier geldt gewisselijk almede het antwoord, door schlosser op gelijksoortige vraag ontvangen, T. IV, p. lxv: ‘Voici ma simple réponse: “Weil wir die Briefe bis jetzt nicht gefunden haben.”’ Het viel ook niet in willems karakter, zich al te zeer bloot te geven, wèl om van achter het scherm de draden te besturen. De ridderlijk voortvarende lodewijk was minder terughoudend; doch ook van het door hem destijds geschrevene schijnen geene afschriften overig te zijn gebleven. Wij zouden eenen nutteloozen arbeid ter hand nemen, wanneer wij ons zetteden, om den inhoud van het, thans reeds zoo uitgebreide, Werk op te geven. Het moet genoeg zijn voor het publiek, wanneer wij verklaren, dat het onmisbaar is voor den | |
[pagina 6]
| |
Geschiedvorscher, die het aangewende tijdvak der Vaderlandsche Historie tot het onderwerp zijner studiën heeft gekozen. Hij moge dan niet te allen tijde aan de zijde des Uitgevers blijven, bij zal hem evenwel nimmer ongewone bekwaamheden in het vak der diplomatie kunnen ontzeggen, ja meermalen hem dank moeten betuigen voor het licht, hetwelk zijne hand ontstoken heeft. Men neme intusschen dit gezegde niet in den gewonen zin, en als ware het blootelijk een kompliment aan den rijkbegaafden Heer G.v.Pr. - De steller dezer regelen meent de beoordeelingen van 's mans voor- en tegenstanders eenigermate te kennen, en wordt, door zijne individualiteit, meer getrokken tot de laatste dan tot de eerste. Hij meent daarom ook, dat lof, door hem gegeven, nog iets meer geldt, dan wanneer het tegenovergestelde het geval ware. Of dit zelfde van zijne bedenkingen zal kunnen gezegd worden, is eene andere vraag. De Uitgever begint zijn Werk, met redenen te geven, waarom men aan het hoofd der Verzameling niet aantreft die Gedenkschriften van willem I, van welke de Graaf d' estrades, in het eerste Deel van zijne Lettres, Mémoires et Négociations, p. 46, gesproken heeft. Hij heeft geen zoodanig Stuk in het Vorstelijke Archief gevonden, en hij betwijfelt daarenboven het bestaan er van, op gronden, welke niet kunnen nalaten den onbevoordeelde aan zijne zijde te brengen. Steller dezes kan ten minste niet nalaten, geheel met hem in te stemmen, wanneer hij van d' estrades zegt: ‘Vraisemblablement il aura eu en main les minutes des apperçus, des discours, des Mémoires, dans lesquels, avant que les troubles eussent éclaté, le Prince d'Orange et le Comte louis de Nassau exposèrent sans doute plus d'une fois leurs idées sur la marche des affaires et la situation critique du pays. On en trouve un exemple chez Bor, I, 131.’ - Hetzelfde Stuk wordt ook aangetroffen in deze Archives, II, 429, - en bedriegt ons gevoel ons niet, dan zal het juist dat belangrijke Stuk zijn geweest, waarop d' estrades het oog had; want hetgeen deze van de ‘Mémoires du feu Prince’ zegt, is geheel en al hierop van toepassing. Van Pr. en zijne vrienden maken evenwel van deze Memorie weder een gebruik, waartegen wij meenen onze stem te moeten verheffen. In hetzelve wordt van Z.M. Philippus II een paar malen gezegd: ‘Qu'elle a eu toute sa vie la bonne renommée d'estre Prince bening,’ en hieruit wil men nu opmaken, dat deze, naar het oordeel van willem I zelven, van aard zachtmoe- | |
[pagina 7]
| |
dig en goedertieren is geweest! Op die wijze zal men elken dwingeland tot eenen edelmoedigen Vorst kunnen maken, wanneer men de van den hofstijl onafscheidbare vleijerijen naar de letter wil opvatten. Des Prinsen oogmerk was den harden Vorst tot zachte maatregelen te bewegen; als drangreden voert hij aan, dat alzoo de goede naam van een goedertieren Vorst te zijn, dien hij tot hier toe altijd gehad had, ongeloofelijk zou toenemen. Zou willem I verstandiger gehandeld hebben, wanneer hij geschreven had, dat hierdoor de kwade naam, waarin hij geraakt was, van een dwingeland te zijn, zou worden uitgewischt? Immers neen, ofschoon dit ook meer naar waarheid zou zijn geweest. De groote man wist te goed, hoe men de harten der menschen kan winnen; daarom lezen wij ook reeds in het begin van dit opstel: ‘J'ay différé jusques à maintenant de mectre mon advis en avant, pour n'estre point tenu trop présumptueulx, que en ung affaire de telle importance je vouldrois estre plus saige et prétendre plus avant que mon aage et expérience ne comporte,’ of moeten wij ook dit naar de letter nemen? Wij zouden op deze schijnbare kleinigheid juist niet gehecht hebben, ware het niet, dat de Heer Gr.v.Pr., gelijk andere leerlingen van wijlen bilderdijk, zich ook op andere plaatsen in dit Werk deed kennen als een' voorstander van den Spaanschen Monarch, een' voorspreker van zijnen onverzettelijken geloofsdwang, en wij dit, om de gevolgen, welke het kan hebben, gevaarlijk achten. Wij lezen, I, 291: ‘Philippe étoit inexorable en quelque sorte par charité. Persuadé que hors de l'Église Catholique-romaine, hors de l'Église visible, il n'y a pas de salut, il vouloit maintenir et étendre cette Église à tout prix et par tout moyen, désirant sauver les âmes par le supplice du corps.’ Daarom bestond dan ook in Septemb., 1559, zijn dankoffer aan God voor zijne gelukkig volbragte reis naar Spanje in een paar heerlijke auto-da-fé's, waarbij hij den 24sten September binnen Sevilië ‘een ontallyke menigte gevangenen om de Religien, soo mans als vrouwen, opentlyk deed verbranden; - en in October daarnaar van gelyken eene groote menigte te Valladolyt, in zijn eigen en 't geheele Hofgesins tegenwoordigheit’ (bor., I, 22, 23)? - o die goedertieren Prince! hoe liefderijk hij zorgt voor het eeuwige welzijn zijner onderdanen! - Kunnen evenwel dergelijke bedrijven van eenen philips, op zoodanige wijze, vergoêlijkt worden, dan kan men ook alle andere bedrijven van Godsdienstige dweeperij effen praten. En zijn er niet nog R.- | |
[pagina 8]
| |
Kath. Vorsten; wordt niet nog het voorschrift: ‘Dwingt ze om in te gaan!’ door dat Kerkgenootschap even letterlijk genomen als in de 16de eeuw? Wanneer dan nu eens één dier Vorsten in de overtuiging van philippus deelt, dat hij de magt, hem van God gegeven, kan en moet aanwenden tot onderdrukking dergenen, die van de Moederkerk zijn afgevallen, vermits het voor hem onverdragelijk is, Ketters onder zijne onderdanen te tellen, zal de Heer Gr.v.Pr. durven zeggen, dat het zoodanigen Vorst vrijstaat, de tooneelen van Sevilië en Valladolid te doen herhalen? Wij leven, volgens hem, in eenen tijd van beginselloosheid, en men moet tot vaste beginselen terugkeeren. Zijn eigen beginsel is, I, 218: ‘Rien de plus affreux que l'intolérance (en wij zeggen hierop: Amen!); excepté toutefois cette indifférence en matière de religion, qui, à force de tolérer les erreurs, devient intolérante envers la vérité,’ waarop wij het amen! niet zoo gaaf herhalen durven. Want, wat moet, in het Stuk van Godsdienst, tot la vérité worden gebragt? De Leeraren denken hierover niet eenstemmig, en de Conciliën of Kerkvergaderingen even weinig. Philippus II handelde overeenkomstig de bepalingen van die te Trente gemaakt; onze Staatsraad zou de Dortsche voorschriften willen doen zegevieren. Er zijn nogtans zeer velen, die noch bij Trente, noch bij Dort zweren willen; zij vallen dus in de termen der exceptie, bij het beginsel aangenomen. Is het nu voor deze niet zeer onverschillig, of de Christelijke liefde van hunne partijen hen doe omkomen op den brandstapel, dan wel den hongerdood doe smaken, omzwervende in vreemde Landen? Om zoodaniger broederen wille kunnen wij ons derhalve niet aan hem aansluiten. Zijne stelling heeft, vooral ook uit hoofde van zijne verdediging van philippus II, onzes inziens behoefte aan nadere bepaling. - Haast is er evenwel nog niet bij, want, ‘un Prince d'Orange, tolérant par caractère et par principes, ne peut devenir exécuteur des volontés fanatiques.’ Vg. I, 292Ga naar voetnoot(*). (Het vervolg in een volg. No.) |
|