uit drie zeer verschillende deelen zamengesteld, die meestal blijkbaar van verschillenden bouwtrant getuigen; het zoogenaamde schip van de kerk draagt veelal (te regt zegt de Schrijver: veelal) blijken van hoogen ouderdom; het koor schijnt er later bijgebouwd, en de torens dragen meestal de kenmerken van eenen jongeren bouwtrant. De Heer heldring maakt ons op dien drieërlei bouw opmerkzaam, en oppert de voor verder onderzoek vatbare gissing, dat het zoogenaamde schip der meeste kerken vroeger zou zijn geweest eene kapel, hetzij van Romeinschen oorsprong, hetzij uit de eerste tijden der Christenheid, en dat later, toen het Catholicismus zich meer en meer uitbreidde, het koor, en nog later de toren er zou zijn bijgevoegd.
Nu bezoeken wij met den Schrijver den Oldenhof en den Hoogenhof te Heteren, en vinden dáár, vooral bij den laatsten, sporen van oudheid; zwarte aarde, groote gehouwene steenen, scherven, penningen, enz. Alles doet weêr denken aan eene begraafplaats der grijze oudheid.
Met belangstelling verwijlen wij op de hoogte onder Andelst, bij onderzoek door den Schrijver, gebleken eene oude begraafplaats te zijn geweest. Daar de dubbele rivier de Linge die hoogte in drie heuvels deelt, waarvan één midden in den stroom ligt, en dewijl die rivier waarschijnlijk ten tijde van het verblijf der Romeinen hier te Lande is gegraven, moet die begraafplaats wel van hoogen ouderdom zijn, en wij klimmen op tot de eerste bewoners dezer landstreken.
Onder Petten vinden wij nog twee plaatsen, den Hoogen hof genaamd, die beide door hunne zwarte aarde, door gebrokene huis-offer- of begrafenisoverblijfselen, weder aan vroegere bewoning doen denken.
Onder Raijink bij Elst bevinden zich weder een woerd en een höfke bijeen; de eerste is kenbaar aan de zwarte aarde en de scherven van urnen; op het höfke (het hof) zijn in den zomer van 1839 vele merkwaardige overblijfsels van Romeinschen oorsprong, die hier beschreven worden, gevonden. Ook onder het dorp Heusden worden woerd en höfke gevonden.
Bij de Marsch, hetwelk vroeger tot de Utrechtsche zijde behoorde, maar, door den veranderden loop van den Rijn, Geldersch is geworden, heeft men ook eene hooge weide en heuvelen, met zwarte aarde, door menschenhanden gevormd.
Maar te Kesteren, waarschijnlijk een castra der Romeinen, vindt men op nieuws woerden, en ook eenen Hoogen-Woerd, en alles loopt ook hier zamen, om het vermoeden van den