De Gids. Jaargang 4
(1840)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 347]
| |
Nagevolgde liederen door J.P. Heije.XV. Vroeg-voorjaarGa naar voetnoot(1).
C. Blum. Goethe.
Ruischende stroomen!
Vloeit reeds uw nat,
Suizende boomen!
Draagt ge reeds blad?
Pas is de winter
Stormend ontvlugt,
Of reeds begint er
't Kiemen der vrucht!
Koeltjes! doordringt ge
Nu al den hont?
Nachtegaal! zingt ge
Nu al in 't woud?
Lieve gespelen!
Komt in den hof,
Laat ons er kwelen
't Voorjaar tot lof! -
Koestrende luchtjes,
Zonnig getij,
Geurige zuchtjes,
Welkom zijt gij!
Voorjaar! keer immer
Tijdig genneg,
Ons komt ge nimmer,
Nimmer te vroeg!
XVI. Verraden Liefde.
Franz Otto. A. von Chamisso.
(Orpheus. No. 171)
Toen 's nachts ik u kuste, mijn liefje!
Heeft niemand ons kozen bespied;
De sterren, zij glansden aan 't luchtblaauw,
De sterren mistrouwden wij niet!
Er is een ster gevallen,
Die heeft het de golfjes gemeld,
De golfjes hebben 't den steven.
De steven den bootsman verteld.
De bootsman zong het een' avond
Zijn allerliefste voor;
Nu zingen 't op maekten en straten
De maagden en knapen in koor.
| |
[pagina 348]
| |
XVII. Ongeduld.
Franz Otto.
(Arion. Band 7, Seit. 8.)
Ik schreef het gaarne op ieder jengdig blad,
Ik sneed het gaarne in 't harde kiezelpad,
Ik mogt het zaaijen op het groene veld,
Ik welig kers, die 't ieders oog vertelt,
Het zoet geheim van 't zalig overwinnen:
Mij mint haar hart en zal mij eenwig minnen!
Vertrnuwen mogt ik 't aan den avondwind,
Waar hij de rons in dartel kozen vindt;
Ik mogt het fluisten in de looverzaal,
Bij 't slepend kwelen van den nachtegaal,
Het zoet geheim van 't zalig overwinnen:
Mij mint haar hart en zal mij eenwig minnen!
Mij dunkt, het staat te lezen in mijn oog;
Mijn wangen bloosden nimmer nog zoo hoog:
Mijn lippen, schoon zij zwijgen, spreken 't uit,
Wat weelde en stil geluk mijn horst omsluit,
Bij 't zoet geheim van 't zalig overwinnen:
Mij mint haar hart en zal mij eeuwig minnen!
XVIII. Zwaluwen-afscheid.
Franz Otto.
(Arion. B. 7, Seit. 32.)
Op ligtbewogen vlenglen
Trekt snel de zwaluw voort,
De bladen zijn gevallen,
Hij kirst een ander oord;
Trek voort, trek voort,
Er woont in verre landen
Een die mijn hart bekoort;
Breng haar, o vlugge zwaluw!
Tot groet een teeder woord:
Trek voort, trek voort.
|
|