De Gids. Jaargang 4(1840)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 345] [p. 345] Italië. De wulpsche teelt van 't land der Hesperiden Verstrikk' de ziel in koorden van satijn, En doe het bloed, bij 't vonklen van den wijn, In hart en pols van weelde en wellust zieden; Heur ongblik kaats' den laaijen lavagloed Van d'Aetna weêr; heur amberriekende adem Bevrucht' den kus met d'eêlsten rozenwadem, En voer' een' stroom van geuren ons te moet: ô Sluit uw ziel voor 't wierook van die lippen! Hoe zoet de kus dier dartle min moog' zijn, Ze is zwanger van het doodelijkst venijn: De dood zweeft rond op die satijnen klippen. Zacht zij heur lied, als kreukeloos fluweel, En zacht de greep dier smettelooze vingeren: De dolk ligt reè, dien ze u naar 't hart zal slingeren: 't Verraad schuilt in heur fulpen tonggekweel. Alom, alom, waar mirt en vijgen groeijen, Olijf en druif verschuilen onder 't groen; De oranje geurt; granaten en citroen In schittrend sneeuw verblindend staan te bloeijen, - Dáár is een hed van geurig mos gespreid; Dáár lokt de lust u onder 't wieglend loover: Welluidend klinkt het zoet Sireengetoover, Dat langs gebloemt', maar naar 't verderf u leidt. [pagina 346] [p. 346] Italiën ô Paradijs der Aarde! Wat rijkdom daalde er op uw lustwarand! Wél is de tuin van Eden weêr herplant In de omkreits van uw rijke toovergaarde! Italiën! ô, waarom toch zoo schoon? Als achter 't gaas der blanke vlekkeloosheid Het monster schuilt van duivlenlist en boosheid, En de adder 't dons van 't mosbed koos ter woon? Neen! - Draagt het Noord ook in zijn blonde hairen Geen bloesemvlecht van mirten en citroen: Ons tooit de krans van 't frissche klimopgroen, Van eikenloof en zilvren wilgenblâren! U bood Natuur hare eêlste schatten aan: Haar overvloed zeeg neêr op uw waranden. Wij hebben 't erf der Vaderlandsche stranden Ontwrongen aan den bruischende Oceann. A.L. LESTURGEON. Vorige Volgende