De Gids. Jaargang 3
(1839)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 267]
| |
Toelichting.De Overlevering vermeldt, dat de Christen-maagd catharyne uit koninklijken stam gesproten, en, zoo als vondel in zijne Maeghde-brieven zegt, ‘in alle vrije Kunsten en Wetenschappen uitgeleert,’ te Alexandrië, den Heidenschen Keizer maxentius braveerde, door hare weigering den valschen Goden te offeren. Het gevolg van dien wederstand was hare gevangenneming, maar de poging, na deze door den Keizer aangewend, om haar geloof aan het wankelen te brengen, slaagde kwalijk. Vijftig der spitsvondigste Wijsgeeren van zijn rijk werden door catharyne bekeerd; het geduld door haar betoond, onder de mishandelingen, welke zij om die zege verduren moest, haalden de Keizerin, 's Keizers Veldheer en velen uit zijne krijgsbenden tot het Christelijk geloof over. Toen verzon de boosheid een gevaarte van wielen, met zagen en zwaarden omringd, ter foltering van de jeugdige Christínne; doch het kwetste niet haar, maar de uitvinders van het gruwzame moordtuig. Maxentius, vertoornd door de teleurstelling, en de bestraffing zijner Gemalin die haar volgde, onthoofde daarop catharyne met eigen hand. De Overlevering vermeldt verder, dat Engelen haar ligchaam aan den voet van den berg Sinaï begroeven, waar haar gebeente wonderen werkte. De Duitsche Schilder mücke koos de wegvoering van haar lijk tot onderwerp van een zijner tafereelen, en eene teekening naar die Schilderij, gaf aanleiding tot de volgende regelen: 1.
Een wacht van eng'len draagt
De maagd
Uit koninklijken bloede,
Het offer van een gruwelmoord,
De mart'lares van 's Heeren woord,
Eerbiedig door het luchtruim voort:
Wat sluimert in hun hoede,
Nu catharyne veilig!
In 't: Heilig! Heilig! Heilig!
Ruischt om de moede leên
Des hemels voorsmaak heen!
2.
Ai! een der wachters staart
Op d' aard,
Als zochten er zijne oogen
Den stillen gang van 't Priesterheer,
Verkondigers van isis leer
Der voog'len vlugt en ommekeer
Bespiedende in den hoogen;
Hoe zou, bij 't opwaart blikken,
De huichelbende schrikken,
Als toen het folterwiel
Op hun die 't scherpten viel!
| |
[pagina 268]
| |
3.
Maar, schoon de martelkrans
Zijn glans
Om catharyne spreide,
Mij dunkt, ik zie een deernis traan
In 't oog van d' andren engel staan;
Hij blikt den hals der Heilige aan,
Waar 's Keizers zwaard dien scheidde!
De paradijspalmdreven
Zijn d' echte min verbleven,
Maar zij heeft jeugd en schoon
Ten offer aangeboôn!
4.
Wie klemt in 't luchtgewest
't Gevest
Van 't Godszwaard in zijn vingren?
De boô des schriks, gezant der wraak!
Geen om-, geen opzien duldt zijn taak, -
Dat d' afgrond zijn trawanten braak',
Hij zal hen nederslingren!
Hij staroogt op de vloeden
Als mogt hij 't uur doen spoeden,
Waarin uit d' oceaan
De vlam des toorns zal slaan!
5.
Doch hem aan 't hoofd der rij
Op zij,
Zie 'k Liefdes engel zweven!
Hij wijst der Heilige spelonk,
Waar bliksem vlamde en donder klonk,
Jehovaas schrikb're luister blonk,
Die Israël deed beven!
Dat Sinaï den Heere
Barmhartig kennen leere,
In wonderkracht 't gebeent'
Der mart'lares verleend!
6.
De dienst der valsche goôn
Ontvloôn,
Egypte, Hellas, Rome!
Weg sluijer, drievoet, offerand!
Uw wijzen maakte een maagd te schand,
Kniel, kus de Vaderlijke hand
Voor dat de Regter kome! -
Wee U! Triomf den scharen
Getrouwe martelaren!
Uw afgoôn worden spot:
Alleen de Heer is God!
| |
[pagina t.o. 268]
| |
DE HEILIGE CATHARINA.
|
|