De Gids. Jaargang 3
(1839)– [tijdschrift] Gids, De– AuteursrechtvrijFraneker. G. IJpma, 1836.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 518]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen, veel verschil op te merken; zoodat wij met verlangen eene naauwkeurige beoordeeling te gemoet zagen, maar vergeefs! althans zoo ver ons bekend is, verscheen deze niet; zoodat wij onze bijna drie jaren gekoesterde hoop hebben opgegeven, doch opdat de heilige waarheid bij deze stilzwijgendheid geen nadeel moge lijden, hebben wij eindelijk besloten onze aanmerkingen op deze werkjes mede te deelen. In het eerste stukje bepaalt de Heer S. ons bij de Grietenij Franekeradeel; en schoon Franeker, in het hart der Grietenij aan welke zij den naam heeft gegeven, gelegen, in de rubriek der oudheidkunde alle oplettendheid verdient, is de Heer S. deze stad met stilzwijgen voorbijgegaan, daar ZE. aanteekeningen alleen de dorpen en het klooster betreffen. De hoofdverdeeling van deze beide stukjes is tweeledig, eerst eenige oudheidkundige aanteekeningen omtrent de dorpen, en dan eene opgave der Predikanten, die sedert de Hervorming tot nu toe, aldaar de dienst vervuld hebben; eene allezins welgekozene verdeeling, waaraan de Schrijver zich ook getrouw heeft gehouden; wij willen haar in onze beoordeeling volgen. Met veel genoegen lazen wij deze oudheidkundige aanteekeningen, vonden er voor ons wel vele bekende, maar ook, vooral omtrent de kerken, menig onbekende belangrijke mededeeling, en dit gedeelte draagt blijken van na veelvuldig onderzoek met zorg geschreven te zijn; omtrent enkele punten zouden wij evenwel iets meer of beters gewenscht hebben, b.v. bl. 11 wordt de stichting der kerk te Tzum opgegeven in 1596; bij a. greydanus Oud. en Gest. van Friesland en het Geograph. Woordenb. bij a. ferwerda lezen wij 1546. Bl. 12 stelt S. de eerste en tweede Leerrede, te Leeuwarden gehouden, door de tot de Herv. overgegane Roomsche Priesters m.a. eliacus en a. nicolai, op den 6den Sept. 1566; ZE. leze aandachtig na: gabbema Verh. van Leeuwarden, ypey en dermout Gesch. der Nederl. Herv. Kerk I. bl. 198-200, en wij twijfelen niet of hij zal zich met het gevoelen van ons en met den kalender van den Frieschen Volks-Almanak vereenigen, die zulks op den 8sten Sept. stellen. Bl. 20 hadden wij gaarne opgeteekend gevonden, gelijk op bl. 18 van Hitzum, de vertimmering der kerk te Achlum in 1822. Bl. 26 het orgel te Midlum ingewijd in 1811, beter den 4den Febr. 1812. Bl. 56, reg. 9 v.b. 1782 in plaats van 1783. Wat nu deze stoffe in het stukje over de dorpen van de Grietenij Barradeel betreft, dit heeft ons zoo voldaan, dat wij een paar kleine aanmerkingen, om allen schijn van vitlust te vermijden, gaarne terughouden, en den Heer S. liever onzen dank voor die zaakrijke en naauwkeurige mededeelingen betuigen en hem dringend aanbevelen in deze te weinig onderzochte stof ijverig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 519]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voort te gaan. Eene aanmerking, die het geheel betreft, kunnen wij echter niet stilzwijgend voorbijgaan, namelijk dat wij wel de jaargetallen van eenige klokken bij hem hebben gevonden, maar niet ééne inscriptie derzelve; dat zij er zijn, zoude ons gemakkelijt vallen door voorbeelden aan te toonen, en hoe moeijelijk somtijds ook te lezen, vooral voor hen, die geen Latijn verstaan (waaronder wij den Heer S. schoon ons geheel onbekend, meenen te moeten rangschikken, zoo als later blijken zal) diende men ze evenwel niet voorbij te gaan, als te belangrijk voor de Oudheidkunde, en in zulk een werk eenigermate een vereischte. Thans kunnen wij overgaan tot het tweede gedeelte, de naamlijst der Predd. van de Herv. tot op heden. Het spijt ons al dadelijk te moeten betuigen, dat dit gedeelte met minder kennis van zaken en naauwkeurigheid is bewerkt, zoodat wij het oordeel van den Schrijver zelven in de Voorrede geuit, volkomen beamen; het is gebrekkig en onvolledig; daar wij niemand van onopregtheid verdenken, willen wij dan des Schrijvers oordeel ook niet betwijfelen en vragen, waarom dit gebrekkig en onvolledig gedeelte dan niet teruggehouden? het andere zoude er niet door verloren, welligt gewonnen hebben; maar ten einde de Lezer zelf moge beslissen, sta hier veel, ja te veel, doch op verre na niet alles. Grietenij Franekeradeel. Bl. 15 leo laurentius verroepen naar Birdaard en Janum, beter naar Janum, daar die dorpen toen nog niet gecombineerd waren, maar ieder eenen eigen Pred. hadden, de Combin. werd wel door de classis den 13den April 1607 besloten, doch kwam nagenoeg 20 jaren later eerst tot stand. Van conr. alutarius was het niet ondienstig geweest te vermelden, dat hij voor 1590 Conrector was geweest te Groningen; daarna te Harderwijk; doch daar ontslagen, liet hij zich voor de Cl. v. Leeuwarden den 10den Julij examineren. Bl. 16 f. van sloten niet overl. in Maart, in het 54ste jaar maar den 1sten April in het 55ste jaar, ZE. was geboren den 23ste Jan. 1670. Fred. boekholt overl. in 1728; naauwkeuriger den 11den April. Bl. 17 b. jorna hier niet overl. maar vertrokken naar Welsrijp c.a. T.h. schiere overl. 1803, vollediger den 15den Oct. in den ouderdom van bijna 70 jaren. W. gerhardus? tenckinck, wij hebben elf jaargangen van de naamregisters der Predd. nageslagen en telkens jacobus gevonden. Bl. 22 h. ostelanus verr. naar eene gemeente onder de Cl. van Leeuwarden, juister Stiens. Bl. 24, a. van loon niet intrede gedaan den 19den April, maar 6 Junij, overl. in 1780, juister den 8sten April oud 61 jaren. B. rignalda, van dezen mogt wel gezegd zijn, dat hij te Dronrijp ontslagen was, wegens de herstelling van Do. p.m. kesler | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 520]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aldaar, en dat zijne beroeping de eerste was volgens het regt der Volks-Representanten. B. russing, niet intrede gedaan op den 12den Augustus, maar Julij. Bl. 28 j. lolcama. S. verkiest deze spelling, waartoe ook wij neigen, schoon zijne eigene handteekening in 1672, hier voor ons liggende, is lolckama. V.d. waaijen, in plaats van v.d. waeijen, gelijk vriemoet en greidanus hebben. Bl. 29 b. reinalda overl. in het laatst van 1783 of in het begin van 1784, liever, Emeritus geworden den 17den Febr. 1784 en overl. den 17den April daaraan volgende, oud bijna 81 jaren. D. heinsius of (zoo men niet al te zeer gehecht is aan de Latijnschen uitgang) heins: van dezen diende ook wel gemeld te zijn, dat ZE. overl. is te Harlingen, den 3den Maart 1764. A. haitsma, werd Emeritus in 1785? neen! overl. den 3den Julij 1784. Bl. 29 p. nauta verr. naar Zeeland, bepaalder Zonnemaire in Zeeland. Nicolaus bloemberg, volgens zijne eigene handteekening voor ons liggende, klaas blomberg, niet overl. 1823, maar den 30sten November 1824. Bl. 34 m. saagmans stond hier tot 1765, wij zouden geschreven hebben, overl. den 26sten Maart 1765, oud ruim 58 jaren. H. de wal, voeg hier bij A.L.M. en Philos. Dr. j. plankman, stond hier tot 1784 en toen overl., juister overl. den 6den Junij 1783. J. ennema overl. in 1793, bepaalder den 20sten Junij 1793. F. laurman verr. naar Peins c.a. 1829, ZE. deed reeds afscheid den 26sten Oct. 1828. P(opke) h(endriks friezema. Bl. 44 a(lbertus) j(acobus) h(ector) abbring, niet afscheid den 30sten Augustus maar Julij. Bl 50, s. fullenius overl. in Oct. 1684, vollediger overl. den 15den Oct. 1684, oud 38 jaren, volg. grafschrift in de kerk te Franeker. V. ringers niet overl. den 20sten Febr., maar den 23sten volg. een levensberigt, in Mei 1725 uitgekomen. Bl. 51, w.v. sloten niet afscheid in Junij, maar den 2den Julij. P. alma niet intrede den 15den Julij, maar toen bevestigd en den 22sten daaraanvolgende de intrede, overl. 1802, beter dan 25 Mei 1802, oud ruim 85 jaren. Bl. 54, j. jellema overl. in 1764 den 16den Junij. Ben(e)dictus f. jongsma, verz. 1792, ZE. vertrok naar Oostwoud, Cl. Hoorn, en deed afscheid den 21sten Julij 1793. H. potter, hetgeen S. hiervan zegt, is zoo onvolledig en onnaauwkeurig, dat wij liever onze aanteek. laten volgen. 1794. Hebelius potter, de eigenlijke doopnaam was haeble, zoo als zijn eigene handteekening ons aanwijst; geb. te Dokkum, den 22sten April 1770 - Candidaat - hier bevest. den 20sten en intr. den 27sten Oct. vertrekt naar de Kaap de Goede Hoop, zonder afscheid te doen, na alvorens in eene buitengewone Cl. Vergad. van den 19den Oct. 1804 gedimitteerd te zijn; het schip, waarop ZE. zich bevond, werd door den vijand genomen, zoodat hij in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 521]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Engeland aankwam, en bij de Holl. Gem. te London eenigen tijd de dienst waarnam; naderhand diende hij als vaste Leeraar de Holl. gem. te Hanau, waar hij zijne dienst nederlegde in Sept. 1817, in 1819 wierd hij weder Pred. te Sourabaja, waar hij overl. in April 1824. Bl. 55, t.m. laurman hier ber. in 1829, ZE. deed hier reeds zijne intr. den 10den Nov. 1828. C(arel) o(ctavius) voget. Bl. 61, f. deketh, Emerit. 1773, overl. 1781. Emerit. gew. en afsch. gedaan den 24sten Mei 1773, overl. te Franeker den 4den Oct. 1781, oud 77 jaren. Grietenij Barradeel. Schoon dit stukje ook al op geene betere wijze, dan het voorgaande, bewerkt is, zullen wij het slechts vlugtig doorloopen en ons alleen bepalen bij geheele misstellingen, daar toch niemand meer twijfelen zal aan de gegrondheid van ons eenstemmig oordeel, over de waarde dezer stukjes, door den Schrijver in zijne voorrede uitgedrukt. Bl. 10 joh. vomelius, hier waarschijnlijk van Firdgum ber., op bl. 15 spreekt S. positief, en teregt onzeker in welk jaar, doch voor 1641, uit vergelijking blijkt het in 1628 geweest te zijn. Joh. petrus durewoud, waarom schrijft S. niet joh. petri duirewout, zoo als greidanus heeft? en het onzekere van overl. of vertrekken zal grootendeels ophouden; zoo S. wist van deszelfs weduwe susanna jans, die den 8sten April 1635 te Leeuwarden hertrouwde met g. folkeri Pred. te St. Jac. Par. Bl. 12, Dom. v.d. schaaf, - heeft - zijne dienst finaal nedergelegd, namel. in 1795, geheel te onregt, ZE. was verroepen naar Limmen Cl. Haarlem, deed hier afscheid den 13den Sept. 1795, wierd Emeritus eerst in Oct. 1807 en overl. den 5den April 1831. Bl. 13, wijbrandus gerardus reddingius, - verroepen naar Dronrijp, - tegenwoordig nog te Assen. Hier verwart S. personen en plaatsen geheel door elkander, w.g. reddingius is hier nimmer Pred. geweest, en staat thans te Woltersum Prov. Groningen. Gerardus benthem reddingius Theol. Dr., w.g. Broeder kwam hier als Candidaat, niet in 1796 maar in 1795, verr. niet naar Dronrijp in 1797, maar naar Schilwolde in 1796, en is thans te Assen oudste Predikant. Bl. 13, g. outhuis vertrok niet van O. en Westerblokker naar Bommel, maar stond tusschen beiden nog twee jaren te Heilo. Bl. 27, w. van sloten overl 1788 - overl. te Franeker in Julij 1790. Bl. 49, joh. arcerius, eerst vertr. naar Anna Parochie en van daar naar Altona, waar ZE. in 1623 nog was. Bl. 51, joh. wilhelmus florison, joh. wibrandus florison. Dat dit gedeelte, behalve gebrekkig en onvolledig, tevens met de grootste onnaauwkeurigheid bewerkt is, en de Schrijver dikwijls inconsequent en zich zelven ongelijk is, moet het volgende bewijzen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 522]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. b.v. wat de namen aangaat. Bl. 16, Griet. Franeker, egbertus johannes wiarda die 50 genoemd wordt egbertus joannes wiardi. Bl. 34, theod. laurman, bl. 55, theod. martinus laurman. Bl. 42, h. tjallingi domna, op blad 25 Griet. Barr. tjallingy en nog niet geraden, zooals het daar voorkomt moet het zijn tjallingii. Bl. 9, Griet. Barr. joan. cornelii sylvius, bl. 25, joan cornelis sylvius. Bl. 10, vilth. henrikus faber, bl. 56, wilth. henrikus faber. Bl. 26 wybius v. sloten, bl. 51, Gr. Fran. wibius, wij zouden meer voorbeelden kunnen bijbrengen, waar S. willekeurig speelt met de i en y. B. Wat aangaat den tijd van in dienst treden of vertrekken, nu en dan geeft S. de dag daarvan op, doch meestijds vergenoegt ZE. zich met de maand, ja soms het jaar; wij weten wel dat de dag van intrede of vertrek van ieder Pred. niet opgegeven kan worden; doch in het eerste stukje zijn er ten minste nog 58, waarvan wij van velen den juisten dag, of dien van approbatie van het beroep, of van demissie zouden kunnen opgeven, zonder ons aan het gebrek van S. schuldig te maken, om approberen en intrede doen, of verroeppen, afscheid doen en demitteren nu en dan voor woorden van dezelfde beteekenis op te vatten. C. Wat aangaat de plaats van geboorte, van slechts eenigen geeft S. dezelve op, misschien een tiende gedeelte, waarom er nog niet van zeven tiende bijgevoegd? iets, dat wij met weinig moeite doen. S. gaat verder alle familierelatie onopgemerkt voorbij, dat wij ten hoogsten afkeuren, omdat het de waarde van zulk een werk aanzienlijk vermindert, - maar ongetwijfeld waren de woorden Pat. fil. fr. ex fr. nep. v. nep. abnep et pronep. hem te hoog. Wij zouden ten slot gemakkelijk eene groote lijst van drukfouten kunnen opgeven, doch het lust ons slechts eene enkele aan te stippen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 523]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij prijzen de zucht van den Heer S. voor de oudheidkunde, maar omtrent het tweede gedeelte van zijne stukjes raden wij ZE. manum de tabula, te meer daar er volgens eene noot in den Frieschen Volks-Almanak hoop is gegeven op zoodanig geschrift over de geheele Provincie. Omtrent het in het licht geven van zoodanige, als ook andere oudheidkundige stukken, prijzen wij vooral aan, festina lente et nonum prematur in annum, opdat wij minder, maar meer goeds in handen krijgen.
FRISIUS. |
|