De Gids. Jaargang 1
(1837)– [tijdschrift] Gids, De– AuteursrechtvrijRichard Coeur de Lion en Saladin, in den Slag bij Ascalon, 1191.Am I writing the history of Orlando or Amadis? Ziedaar de vraag, Lezer! welke het verslag der ongeloofelijke heldenfeiten van Koning Richard Leeuwenhart bij den deftigen Gibbon deed oprijzen; wij herinnerden haar ons onwillekeurig onder het beschouwen van nevensstaand tafereel, welks oorspronkelijk wij aan eenen Brit, den schilder A. Cooper, Lid der Koninklijke Akademie te Londen, verschuldigd zijn. Wij durven onderstellen, dat de Proeve eener Geschiedenis der Kruistogten naar het Oosten van den ijverigen Hogleeraar Van Kampen onzen mannelijken Lezers bekend is; wie onzer schoone Lezeressen herinnert zich de hoofdpersonen dezer schilderij niet uit den Talisman van Sir Walter Scott? En al bedrogen wij ons in deze dubbele verwachting, waartoe zouden wij eene uitvoerige beschrijving geven van den tijd, waarin die aanschouwelijke voorstelling ons verplaatst? Elk onzer landgenooten kent het meesterlijk treurspel van den kunstkeurigen Wiselius, Adel en Mathilda, hetzij hij in de stilte van zijne studeerkamer het zoet der fraaije verzen smaakte, waardoor die uitmuntende Zanger zich onderscheidt, hetzij hij, in vroeger dagen, op den Amsterdamschen schouwburg, dat levendig derde Bedrijf bewonderde, zeker door niemand om de romantieke tint, waarmede het gekleurd is, zoo hard beoordeeld, als door den klassieken Auteur zelven! De schilder schijnt ons te verplaatsen op den weg van Acre naar Ascalon, ‘een' togt van honderd mijlen’, volgens Gibbon ‘een groote en gedurige slag van elf dagen;’ welligt is het oord geen ander | |
[pagina t.o. 338]
| |
Steendr. van H.J. Backer.
RICHARD LEEUWENHART EN SALADYN. | |
[pagina 339]
| |
dan de vlakte, die achter het woud van Arsuf lagGa naar voetnoot(1). Richard, de held van het Kruis, de onversaagde oorlogsman, die, na de overwinning op 60,000 Turken en Saracenen behaald, met zeventien ridders en drie honderd boogschutters zijn kamp vóór de poorten van Jaffa nedersloeg, en toen de morgen tallooze vijanden deed terug keeren, om den kleinen drom te verrassen, zijne lans velde en in blakende drift van de regter naar de linkerzijde hunner slagorde reed, zonder dat een enkele hunner den strijd met hem wagen durfde, Richard is voortreffelijk in het licht gesteld. Saladin - kunt gij u weêrhouden aan de fabel van den op het doek ten onder gebragten leeuw te denken? - Saladin lijdt er blijkbaar bij, door een' Brit te zijn geschilderd; maar laat ons niet onbillijk zijn, hij verloor den Slag bij Ascalon. De groep, het gewoel, de kostumen en de détails, dat alles scheen ons meesterlijk toe; zouden wij anders het werk eens vreemdelings hebben doen navolgen? Schoon wij gaarne in het gebied der kunst eene wereldburgerlijke strekking verkondigen, het zoude ons aangenamer geweest zijn, indien een onzer talrijke schilders, in plaats van altijd binnenhuizen en boerenherbergen te schilderen, zijn penseel gewijd had aan eenig heldenfeit onzer landgenooten van die dagen, den dood van Jacob van Avennes, b.v., door Wiselius bezongen. Wij herroepen die heerlijke verzen in uw geheugen, dewijl zij de wijze van oorlogen dier tijden beter schetsen dan wij het vermogen. Dat de held een Belg is, ergere u niet; hij was uit een Huis, dat Holland later Graven schonk. Willem van Holland verhaaltGa naar voetnoot(2):
Avennes, 't pronksieraad van 't Belgisch heldenbloed,
Was reeds bij d' eersten schok een offer van zijn moed.
In 's vijands spits gerukt, vol edel zelfsvertrouwen,
Wordt hem het linker been bij 't knie-lid afgehouwen;
Hij blijft nogthands te paard, als of geen leed hem deert.
Dan nu, terwijl hij nog, een leeuw gelijk, zich weert
En 't Saraceensche bloed rondom zich heen doet stroomen,
Wordt ook de regter hand den braven held ontnomen:
Zij valt en blijft geklemd om 't nooit verwonnen staal.
Nog zit hij niet alleen onwrikbaar in den zaêl,
Maar grijpt met de andre vuist den heirbijl; zijn bespringen
Gevoelen nog de kracht dier onverminkte vingren,
Tot dat hij door een lans in 't hart getroffen wordt,
En levenloos van 't ros ter aarde nederstort.
Men streed verwoed om 't lijk, doch 't mogt zijn volk gelukken
Het dierbaar overschot aan 's vijands smaad te ontrukken.
|
|