en van dáár waarschijnlijk het ongeluk van eenen echt, die, tot geluk van beiden, slechts vijf jaren duurde. Indien wij, in plaats van een paar geschiedkundige bijzonderheden over deze doorluchtige personaadjen te willen mededeelen, verkozen hadden eener dichterlijke verbeelding bot te vieren, de historie zelve had ons stoffe aangeboden voor onheilspellende voorteekenen. De jeugdige Philips bragt in zijne schepen vijf duizend Spaansche krijgsknechten mede, om de Nederlanden in bedwang te houden; de niet langer jeugdige Maria had, weinige maanden te voren, de gevlugte Hervormden, - die van haren voorganger Eduard eene schuilplaats in Londen ontvingen, - genoodzaakt hare vervolgingen op zee te ontwijken: - het wreede paar mogt voor elkander geschikt heeten, maar was niet bestemd om gelukkig te zijn; de Nemesis der Ouden is meer dan een dichterlijke droom.
Wel had Maria beproefd zijne liefde te winnen; immers in de Bibliotheek van Cotton berust nog een handschrift van haar, dat haar voor het minst van achterhoudendheid en heerschzucht vrij pleit. Waarschijnlijk schreef zij het, toen Philips pas den Engelschen troon had bestegen; het luidt vertaald, als volgt:
‘Last voor mijn heere Previsel:
Ten eerste, den Koning den geheelen toestand van dit rijk bloot te leggen, met alles, wat daartoe betrekking heeft, zoo veel als gij weet waarheid te zijn;
Ten tweede, zijne bevelen in alle opzigten te gehoorzamen;
Ten derde, hem in alles bij elke gelegenheid, wanneer hij u zal raadplegen, uw gevoelen te zeggen, zoo als het een' getrouwen raadsheer past.
Maria, de Koningin.’
Zóó zoude geene Catharina di Medicis, zóó zoude geene Catharina van Rusland geschreven hebben; en echter geeft Houssaie in zijne Mémoires ons het volgend ongunstig berigt over dien Vorstelijken echt:
‘Zij was eene deugdzame Prinses,’ (Houssaie was een goed Catholijk) ‘maar zij bezat jeugd noch schoonheid; en haar huwelijk met Philips was even weinig gelukkig voor den een' als voor den ander. De man hield niet van zijne vrouw, schoon zij op hem verzot was; en de Engelschen haatten Philips nog meer, dan hij hen haatte. Silhon zegt, dat de gestrengheid, welke hij in Engeland jegens de ketters aan den dag legde, een der hinderpalen was, welke Prins Karel (Don Carlos) beletteden Maria op te volgen, iets waartoe de Koningin hem uitgenoodigd had, ingeval zij kinderloos mogt overlijden. - Maar geen geschiedschrijver gewaagt van die vermeende genegenheid, en het is wel waarschijnlijk, dat Maria er nooit in ernst aan gedacht zal hebben, den zoon van eenen Spaanschen Monarch