Salomo en de koningin van Scheba.
Een Rabbijn verhaalde mij eens een' trek van vernuft, welke in den Talmud aan Salomo wordt toegeschreven.
De magt des monarchs had het gerucht zijner wijsheid tot de verste einden der bekende wereld verspreid, en de Koningin van Scheba, door zijne vermaardheid uitgelokt, was dien dichterlijken Koning aan zijn eigen Hof komen bezoeken. Om zijne scherpzinnigheid op de proef te stellen, wierp zij zich eens aan de voeten van zijnen troon neder, in elke hand eenen krans houdende; de eene was van natuurlijke, de andere van nagemaakte bloemen gevlochten. De kunst had in den laatsten de levendige verwen der Natuur keurig nagebootst, zoodat men het, op den afstand, waarop de Vorstin van Scheba den Koning beide zien liet, onmogelijk achtte, dat hij hare vraag, welke krans het werk der Natuur, en welke het werk der Kunst was, zoude kunnen beantwoorden. De vernuftige Salomo scheen verlegen; en echter overwonnen te worden, al ware het slechts in eene beuzeling, door eene onbeduidende vrouw: dit tergde zijnen trots. De zone Davids, die vertoogen geschreven had over de voortbrengsels uit het plantenrijk, ‘van den ceder tot den hyzop,’ zoude moeten bekennen, dat eene vrouw hem te slim was geweest, met snippertjes papier en verglaasde verwen! De roem van den om zijne Goddelijke wijsheid vermaarden Monarch scheen op het spel te staan, en het gansche Joodsche Hof zag plegtig en zwaarmoedig vóór zich. Eindelijk echter vond de Koning een redmiddel, en men moet bekennen, dat het den natuurkundige waardig was: aan een der vensters een' zwerm bijën gewaar wordende, beval hij hetzelve te openen; de bijën vlogen de zaal in, en zetteden zich dadelijk op een' der kransen, terwijl geene enkele op den anderen nederstreek. De beschaamd gemaakte Koningin van Scheba had eene reden te meer, over de wijsheid van Salomo verbaasd te wezen.
Dit onderwerp bevat stoffe genoeg voor eene fraaije dichterlijke vertelling. Het geeft gelegenheid tot eene bevallige beschrijving en eene aardige zedeles: dat de bij slechts op natuurlijke schoonheden rust, en nooit bij geschilderde bloemen verwijlt, hoe juist de kleuren mogen zijn nagebootst. Op de Dames toegepast, zoude er iets piquants niet aan ontbreken.