taat leiden, dat tin ijzer niet voor oxydatie beveiligt, maar integendeel de oxydatie bevordert. Zijn Ed. had aanleiding gekregen tot het bepaald onderzoek hiervan, door het verschil, hetwelk hij hierover met H. Davy had, welke laatste meende, dat het tin tot beveiliging konde dienen voor het ijzer tot stoomketels, waarin zeewater gebruikt wordt.
Voor ons Vaderland heeft dit stuk zeker eene dubbele waarde.
II. Verandering der magnetische afwijking te Breda, waargenomen gedurende het Noorderlicht, 18 Februarij 1837. De Heer Wenckebach heeft, zoo lang dit verschijnsel duurde, de bewegingen der magneetstaaf van zijnen magneto-meter nagegaan, en het resultaat dezer correcte proeven bewijst op nieuw den grooten invloed van het Noorderlicht op de magneetnaald.
III. Ontleding van Deventer-ijzer. De Heer G.J. Mulder had reeds in 1836 eene ontleding van het moeras-ijzer-erts bekend gemaakt. - Zeer belangrijk rekenen wij, vooral uit een technologisch oogpunt, de analyse van dit metaal.
Uit de ontleding bemerkt men, dat dit ijzer vrij zuiver is; intusschen is er eene kleine hoeveelheid phosphorus in voorhanden, die volgens den Schrijver met ijzer verbonden is: hetgeen niet voor de deugdzaamheid van het metaal pleit, daar het uit de proeven van C.D. Uhr bekend is, dat men, indien de phosphorus als phosphorzuur niet te veel met kalk verbonden is, een veel bruikbaarder metaal verkrijgt.
IV. Ontleding van wei uit een waterhoofd, door G.J. Mulder.
Te regt zegt Berzelius: ‘Die Entwickelung der Vorgänge bei den chemischen Processen in dem lebenden Körper ist der höchste wissenschaftliche Endzwek der Thier-Chemie und macht die Basis der Physiologie aus, einer Wissenschaft, welche für die Heilkunde von der grössten Wichtigkeit ist.’
Niemand onzer geneeskundigen, vooral, zal de waarheid van dit gezegde betwijfelen, en alzoo deze naauwkeurige ontleding als eene belangrijke aanwinst beschouwen voor de dierlijke scheikunde, een gedeelte der wetenschap, dat nog in zijn' kindschen leeftijd verkeert.
V. Ontleding van eenige soorten van zout, door G.J. Mulder.
De Schrijver heeft 5 soorten van zout ontleed: het Fransche, Curaçaosche, Lissabonsche, het 's Ubeszout en het Klipzout. Het ruwe zout van Curaçao is bevonden het beste der 5 genoemden te zijn, als bevattende het meeste chloruretum sodii, in zulk eene hoeveelheid, die zelfs in ons fijn geraffineerd tafelzout niet wordt aangetroffen. Deze ontleding is weder van technisch belang, door de opmerkingen van den Schrijver over de soort van zout, welke bij het inzouten van verschillende zelfstandigheden, vooral van haring, moet aangewend worden.