praal van geleerdheid, zeer geschikt, om den oningewijden lezer voor te lichten.
Taal en stijl zijn den beoefenaar der klassieke geleerdheid ten volle waardig. Wij onthouden ons van aanmerkingen, daar die van gering belang zijn, en kiezen ten slotte tot eene proeve de schildering van de Atheensche markt, op bl. 71.
‘Te Athene was het nu de tijd van den dag, dat de markt door ieder het meest werd bezocht. Het groote vierkante plein, met plataanboomen langs de zijden versierd, door prachtige tempels, gebouwen en gaanderijen omgeven, door talrijke winkels van reukwerkverkoopers, barbiers, schilders, boekhandelaren enz. verlevendigd, werd voller en voller door de menigte, die elken dag uit de meest verschillende standen bijeen vergadert; en, na den afloop der eigenlijke handelsbezigheden, zich onder elkander met de meest uit een loopende onderwerpen en uitspanningen onledig houdt. Als de heesche stem der visch- en vleeschverkoopers eindelijk zwijgt, de onbeschofte taal der uitventers van gebak, fruit en andere levensbehoeften ophoudt, en het tieren en razen voor den zachteren toon des gespreks plaats maakt, dan begeeft zich elk Athener, wie hij ook moge zijn, naar de markt: dáár gevoelt hij eerst regt zijne waarde als burger van Griekenlands grootste, prachtigste en beroemdste stad. Hier houden het nieuws van den dag, de oorlogsberigten, de staatszaken, de huisselijke belangen hem bezig; hier zoekt hij uitspanning en vindt dezelve altijd: kortom, hier leeft en woont eigenlijk de Athener; zijne bekrompene eenvoudige woning is slechts zijn nachtverblijf. Welk een bont gewoel! ginds hebben zich eenigen op de portalen der tempels of onder de schaduw der platanen nedergezet, en zijn in een luidruchtig gesprek over allerlei beuzelingen gewikkeld; dáár verdringt men zich in de winkels en oefent zich met grooten ijver in de kunst van liegen en smakelijk opdisschen van stadsnieuws of buitenlandsche tijdingen. Eenigen spreken met kracht van taal over het verkeerde eener onlangs beslotene wet, terwijl anderen met vuur als verdedigers van dezelve optreden, en in de hitte van den woordenstrijd reeds verre van het eigenlijk onderwerp afdwalen. Sommigen spotten en lagchen over alles, wat zij zien, en vermaken zich hartelijk met de bespottelijke gebaren en belagchelijke taal der Scythische wacht, die, in dienst van den Staat, de posten van geregtsdienaars en rustbewaarders waarneemt.
Men spaart elkander ook niet, maar hekelt ongestraft een ieder, die eenigzins aanleiding kan geven, terwijl men ook gaarne het scherpe wederantwoord afwacht en beantwoordt. Regeringsleden, aanzienlijke handelaars, beoefenaars van kunsten en weten-