laat ook geene gelegenheid voorbij gaan, om nog daarenboven belangrijke bijdragen in het licht te zenden.
In die overtuiging grijpen wij gretig naar alles, wat hare hand ons aanbiedt, en zijn, na de doorlezing van bovenstaand stukje, daarin wederom bevestigd. De Schrijver, de Adjunct-Inspecteur der kultuur, Ament, heeft bewezen, dat zulk een post hem waardiglijk werd toevertrouwd. De groote naauwkeurigheid in de beschrijving der West-Indische Koffij-cultuur, op zulk eenen afstand, tot vergelijking met zijne Javasche Koffij-teelt, verzameld en verkregen, strekt ter proeve van zijnen doorslaanden en rusteloozen ijver, om de laatste tot de hoogst mogelijke volkomenheid te brengen. Wij stemmen alzoo geheel in met de uitspraak der Uitgevers in het korte Voorberigt: ‘Het geschrift bevat niet alleen zeer nuttige wenken ter verdere verbetering van de zoo gewigtige Koffij-cultuur op Java, maar tevens bijzonderheden, die voor elken weetgierigen lezer belangrijk zijn.’
Het is dus niet om te berispen, maar om, zoo mogelijk, nog meerdere opheldering van den Heer Ament uit te lokken, dat wij eenige vragen zullen voorstellen, welke onder het lezen onze aandacht getrokken hebben.
1. Bl. 2 en 13, vinden wij onder de voordeelen uit de verbeterde behandeling der Koffij, bij den oogst in de West-Indiën ingevoerd, opgenoemd, dat daardoor handenarbeid wordt uitgewonnen. Hoewel men nu op Java minder gebrek aan werkzame handen hebben moge, valt toch de vraag: of dit dan niet eenigermate op kan wegen het bezwaar van den afstand der woonplaatsen van de Koffijtuinen, bl. 14 vermeld?
2. Het groot belang om de versch geplukte Boon terstond van de buitenschors te ontlasten, was misschien wel de oprigting van eenen breek- of pelmolen, (bl. 6 en vv. omschreven), in de nabijheid van elke groote oogstplaats waardig; en zou dan het bezwaar zoo groot zijn, om gedurende dien tijd eenige Bamboes-woningen (welke de Javaan zoo handig bouwt!) op te slaan, waarin de plukkers en bewerkers gedurende dien tijd hun verblijf konden nemen; immers dáár, waar de loswrijving, ontbolstering en wassching, op bl. 15 beschreven, door mingunstige localiteit, moeijelijker kan beoefend worden?
3. De dadelijke ontbolstering en daaruit volgende snellere drooging van de pluk, achten wij, juist om de tegenwoordige spoedige afzending, dubbel wenschelijk, dewijl daaraan de meerdere zuivering, bl. 15 aangevoerd, onmisbaar gepaard moet gaan. De gevolgen van te weinige oplettendheid daaraan besteed, waaruit de verstikkingen voortkomen, zijn onberekenbaar. Zij vallen in het oog bij elke beschrijving der Monsters, de Veilingen bij de