| |
| |
| |
Album.
Korte berigten over boekwerken, vlugschriften enz., aankondigingen van vertalingen, letterkundig nieuws, enz.
| |
Makanna, het opperhoofd der Wilden, of Liefde en Roemzucht, naar den tweeden druk uit het Engelsch. Twee Deelen. Te Amsterdam, bij J.F. Schleyer, 1835.
Wanneer men den Engelschen dezen Roman vol akelige gruwelen en ongeloofelijke voorvallen had laten behouden, er ware weinig aan verloren geweest. Zonder iets te bevatten, dat hetzelve tot een inderdaad schadelijk boek maakt, is het geheel zoo weinig belangwekkend, dat men het de eer eener vertaling niet waardig had moeten keuren. De Vertaler, wien het niet aan talent ontbreekt, had zijnen tijd aan een beter werk nuttiger kunnen besteden.
Ons herinnerde het boek eene geestige plaats in Cunninghams Geschiedenis der Britsche Letterkunde, waar hij over de Romans van Anne Radcliffe spreekt en er van getuigt: ‘de tweede gruwel volgt den eersten gruwel op, zoo als Abraham Isaäc gewan en Isaäc Jacob; en de wolk, eerst slechts zoo groot als eene manshand, breidt zich uit, totdat zij het geheele landschap verduistert.’
H.
| |
Proeven van een' Humorist; naar het Engelsch van Ch. Lamb, door E.J. Potgieter. Amsterdam, H. Frijlink, 1836.
De aankondiging van eene vertaling van eenige proeven van den beroemden Charles Lamb, door den kundigen Potgieter, verheugde ons zeer. Wij lazen de stukjes, en achten dezelve ook in de meesterlijke overbrenging eenen voorraad edelgesteenten gelijk, alle van hooge waarde, hoe ook onderscheiden in gehalte en vorm.
Wij gaven het boek ook in handen van anderen, wier verwachting wij reeds door het voorlezen van stukjes als de Arme Bloedverwanten, Oud Porselein enz., hoog gespannen hadden; maar hoe zouden wij verwonderd gestaan hebben, wanneer wij het niet reeds uit den aard der zaak verwacht hadden, dat, wel verre van te behagen, dit boek hun op de meeste plaatsen zeer donker en omslagtig voorgekomen was: immers de Werken van eenen Humorist zijn geen disch voor elken eter. Hij, die ze gaarne lezen zal, moet smaak genoeg hebben, het fijne en soms vreemde van den toon, in Werken van dien aard heerschende, te gevoelen, en hoe velen zijn er onder het lezende publiek, in wier geest geene flikkering van humor huisvest? Buitendien wijkt het
| |
| |
standpunt, dat een Humorist kiest en van hetwelk hij de zaken beschouwt, gemeenlijk ver van het gewone af: zijne gedachten zijn nooit romantisch; hij kittelt uwe verbeelding minder dan hij u tot nadenken opwekt, en zijne opmerkingen betreffen soms onderwerpen, die een ander gewoonlijk als niets beteekenend voorbij ziet.
Maar voor welke lezers is dan dit boek eene aangename, onderhoudende lektuur? Niet voor hen, die eenen Montaigne of Sterne ter zijde leggen, om naar eenen Victor Hugo of De Balzac te grijpen; zij, die hun gansche leven lazen, maar liever een' schrijver vooruit vliegen, dan hem met bedaarde schreden volgen, liever in eenen zoetvloeijenden roman zich idealen laten voorspiegelen, dan onder ernstig nadenken de spranken van geest en vernuft van den Humorist naspeuren, die zoeken te begrijpen en zich eigen te maken: voor hen is dit boek niet. Het is in tegendeel voor diegenen geschreven, die 's levens ernstige zijde zoo gaarne van een ander dan het alledaagsche standpunt beschouwen; die des avonds, in het uur der rust, geene flaauwe, geestverdoovende lektuur zoeken; die wel door een boek willen worden geboeid, maar ook vermaakt, onderwezen en opgebeurd.
In dit Werk nu vindt een zoodanig lezer karakterteekeningen, zoo rijk en afwisselend als ongemeen; beschouwingen des levens, zoo nieuw en treffend als wegslepend; het leert hem eenen man kennen, die hem achting zal inboezemen, Charles Lamb. Voor den-genen, die, als hij, van zelfstudie houdt, is dit boek eene uitmuntende lektuur; duizendmaal geopend, zal het altijd nog nieuwe denkbeelden mededeelen, en een onderhoud verschaffen, dat te gelijker tijd afwisselend, vernuftig en leerzaam mag heeten. Wat meer zegt, het zal menige nog sluimerende gedachte opwekken, menig nog duister gevoel tot klaarheid brengen, bij elk wien dezelfde stemming ten deel viel als Lamb, karakters, die wel tot de voortreffelijkste, maar geenszins tot de gelukkigste behooren, Alas, poor Yorick!
| |
Moed en tegenwoordigheid van Geest. Eene verzameling van merkwaardige en buitengewone voorvallen uit het menschelijk leven in den nieuwsten tijd. Naar het Hoogduitsch van G.H. Retorchs, te Deventer bij A.J. van den Sigtenhorst, 1835.
De titel, die lang gerekt, en alles behalve fraai van stijl is, duidt echter genoegzaam aan, wat de lezer hier vinden zal; het boeksken beantwoordt aan den titel, ziedaar ons oordeel. De keuze der feiten is over het algemeen met zoo veel oordeel geschied, dat het eene onderhoudende lektuur oplevert; jammer slechts, dat de vertolking aan iemand werd toevertrouwd, die zoo weinig geschiktheid voor die taak aan den dag legt, dat hij onder andere laaggezielde list voor goed Nederduitsch houdt, en, zonder het
| |
| |
bespottelijke er van te gevoelen, schrijven kan: ‘Iedere hut kon eene familie bevatten,..... en was in twee gemakken verdeeld.’ Wist hij dan niet, dat de woorden gemach [Hoogduitsch] en gemak [Nederduitsch] eene zeer onderscheidene beteekenis hebben, en dat elke dier plaatsen tot een zeer verschillend doel gebezigd wordt?
| |
Almanak ter bevordering van Kennis en Goeden Smaak, voor het Jaar 1837. 10e Jaargang. Uitgegeven door het Departement Leens der Maatschappij: tot Nut van 't Algemeen. Te Groningen bij J. Oomkens.
Alles is betrekkelijk hier op aarde, en dus de goede smaak ook: - gaarne willen wij daarom gelooven, dat het Almanakje te Leens den goeden smaak heeft bevorderd; doch in dat geval moet men dáár, in dat opzigt, zeer achterlijk zijn, want waarlijk, hij steekt uiterlijk en innerlijk bij vele zijner broeders jammerlijk af. Intusschen, ieder zijn' smaak! - voor 35 cents kan men niet veel leveren, en buitendien pleit deszelfs tienjarige ouderdom te zijnen voordeele. De Geschied- en Aardrijkskundige Bijdragen hebben in waarheid - de billijkheid verbiedt ons dit te verzwijgen - boven anderen vooruit, wat haar in onderhoudendheid en bevalligheid ontbreekt.
| |
Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen, voor het jaar 1837. Met platen. Zevende jaar. Te Hoorn, bij de Gebroeders Vermande. 172 bl. 3 plaatjes.
Hollandsche Blijgeestigen? - maar dan 172 bladzijden Hollandsche blijgeestigheid?? - Verwonder u er niet over, op bl. 128 dient de korte spreuk:
Lebt wie Brüder and seid froh,’
tot motto van een vers van honderd zeventien regels, wèl geteld, hetwelk eene verklaring der Blijgeestigheid moet heeten. Een onzer keurigste vernuften zeide ons eens, dat men nooit lang spreekt, wanneer het onderwerp ons klaar genoeg voor den geest staat, om kort te kunnen zijn. Welk een scherp vonnis onzer Hollandsche breedsprakigheid lag er in die weinige woorden!
Doch zeven was bij de Israëlieten een heilig getal, en dit is de zevende jaargang van dezen Almanak. Het is jammer, dat P. Meesters niet in plaats van een viertal (wat?) een zevental uit zijne Portefeuille schonk, het Jaarboekje zoude dan zeven dwaasheden rijk zijn, en wij zouden den man zevenzijdig kunnen noemen, gelijk wij het nu deze blijgeestige Poëzij doen. Want zij bevat:
1o. Lierzangen in de manier van Feith: - de origineelen zijn te veel vergeten; maar zulke kopijën mogen de onhandigste poging ter wereld heeten, om dezelve weder in den smaak te brengen.
| |
| |
2o. Verjaargedichten; - zeker geen nieuw genre, allerminst waarschijnlijk voor onze Vorstelijke familie. Of iemand echter onzen geliefden Kroonprins, op zijnen feestdag, bij het afleggen van een compliment, nog ooit verhaald heeft, dat Z.K.H. op Claudius Civilis geleek - want, zoo ver wij weten, is er geene Ridder-Orde van dien naam - betwijfelen wij. Een blijgeestig poëet verzekert het ons op bl. 94.
3o. Oostersche Liederen; - gij kent immers Victor Hugo's Orientales? Zoo neen, eilieve! beoordeel ze niet naar Omar aan Zuleika, - de Turk is woordenrijk als een Franschman, dans son premier amour.
4o. Vergoedingen voor verloren Extemporés; - een bewijs, dat verklaring en verveling wel eens synonymen zijn.
5o. Boersche toespraken op eene bruiloft; - eene waarschuwing, om nooit boeren op uwe bruiloft toe te laten, indien gij niet den ganschen nacht wilt blijven zitten luisteren.
6o. Berijmde Briefregelen; - karikaturen der Heroïdes van vroegere dagen; een weinig meer geest, een weinig minder gezochtheid, en wij zouden deze soort de geschiktste voor zulk een' Almanak hebben genoemd.
7o. Omschrijvingen van zielshoedanigheden, of zelfstandige naamwoorden, die in eugd- heid- enz. uitgaan; - een verzenslag, waaraan de Hollandsche poëzij dood arm is!
En spijt dit ongunstig oordeel (ik had zoo gaarne een gunstiger geveld), heeft deze Almanak waarschijnlijk koopers gevonden. Nog eens, verwonder u er niet over; de Hollandsche Blijgeestige tracht zijne Blijgeestigheid uit Blijgeestige Almanakken te putten. En als Schrijvers en Dichters hunne bijdragen voor blijgeestige inzenden, zoudt gij eischen, dat de Uitgever die weigerde of terug zond? Ik zie wel, dat gij nooit blijgeestig waart; - lees toch, om blijgeestig te worden, het blijgeestige vers op bl. 153, beginnende:
De wereld wil bedrogen zijn:
X.
| |
Boeken-Verslag tot aanwijzing van den Inhoud en de Strekking van nieuw uitkomende Werken; zonder Recensie. Voor 1836. Breda, bij F.P. Sterk.
La Bruyère zegt: ‘Le devoir du nouvelliste est de dire: Il y a un tel livre qui court, et qui est imprimé chez Chamoisy en tel caractère; il est bien relié et en beau papier; il se vend tant: il doit savoir jusques à l'enseigne du libraire qui le débite: sa folie est d'en vouloir faire la critique.’ Er is toch niets nieuw onder de zon!
|
|