De Gids. Jaargang 1
(1837)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 105]
| |
1e. Verslag.Hoogst verschillend is het oordeel van onderscheidene lieden van smaak over de zucht voor platen, welke onzen tijd kenschetst; wij gelooven, dat er slechts één gevoelen zoude zijn, indien er slechts goede platen gegeven werden. Raadpleeg uwe eigene ervaring, Lezer! en ge zult het met mij ééns zijn. Er was een tijd, waarin gij en ik (om bij algemeen bekende platen, prachtwerken of prenteboeken te blijven, ne disputons jamais sur les noms, zegt Voltaire), er was een tijd, waarin wij S. Fokke en A. Rademaker onder anderen voor kunstenaars hielden; - wij zijn thans keuriger geworden, en het moet immers een Goltzius of een Houbraken zijn, indien het illustrations zullen mogen heeten? Maar de platen van deze, wie bewondert ze niet! Leg den bevooroordeeldsten vijand van afbeeldingen en beeldtenissen, in Werken niet voor de jeugd, niet enkel voor het algemeen, maar ook voor den man van smaak, ook voor den geleerde bestemd, die meesterstukken van den laatste voor, welke Wagenaars Vaderlandsche Historie versieren, - en hij zal toejuichen, of voor het minst den vinger op den mond leggen. Waarlijk, hij heeft weinig opmerkingsgave, wien enkele uit die reeks van Hollandsche aangezigten niet dikwijls een' dieperen blik in de Geschiedenis doen slaan, dan de woorden des Schrijvers. Zóó veel over het genre, ten einde men ons niet beschuldige, dat wij ons zelven minder gelijk blijven, indien wij later mogten worden geroepen, ons oordeel uit te brengen over Magazijnen en Museums, met dragelijke en ondragelijke afbeeldingen versierd[?] wij, die heden deze Gezigten in Holland en België onder de rubriek Kunsten aankondigen. Wij dachten er onwillekeurig aan, want zoowel die soort van boeken, met welke wij tegenwoordig worden overstroomd, als prachtwerken van den aard van hetgeen wij thans aankondigen, zijn van Engelschen oorsprong. En ontveinzen willen wij het niet, dat zij voortdurend den indruk op ons blijven maken, welken | |
[pagina 106]
| |
het beginsel, waaruit zij ontstonden, in het eerste oogenblik in onzen geest verwekte. Het was geen tegenzin, omdat het denkbeeld niet het eerst in een Hollandsch hoofd opkwam, omdat een Hollandsch kunstenaar de platen had gegraveerd: wat zouden wij weinig in het vak van wetenschap en kunst kennen en bezitten, indien wij, uit domme vaderlandsliefde, slechts het inheemsche lazen of bewonderden! ‘Si les nations de l'Europe, au lieu de se mépriser injustement les unes les autres, voulaient faire une attention moins superficielle aux ouvrages et aux manières de leurs voisins, non pas pour en rire, mais pour en profiter, peut-être de ce commerce mutuel d'observations nâitrait ce gôut général qu'on cherche si inutilement;’ dit leerden wij reeds in onze jeugd, en trachtten voor het minst ons oordeel van die eenzijdigheid vrij te waren, welke wel niemand bespottelijker kan staan, dan den inboorling van ons Vaderland, dat op de wereldkaart zoo onbeduidend eene ruimte beslaat. ‘Wie kennis verspreidt bevordert het algemeen geluk,’ heette het bij de uitgave van het Penny Magazine; - trots het gezag van Lord Brougham namen wij de vrijheid die stelling te betwijfelen: want waarlijk, niet alle kennis leidt tot deugd. Het minst van alle misschien mogen die boeken er aanspraak op maken, welke onze kinderen in volslagen warhoofden kunnen herscheppen, en - maar het is hier de plaats niet, over dezelve uit te weiden. ‘U ten uwent de schoonheden te doen aanschouwen, welke de Natuur met kwistige hand het betooverend Italië, het majestueuze Zwitserland, het romantische Spanje heeft geschonken,’ ziedaar wat the Landscape Annual - the Tourist en meer Werken van dien aard beloofden. En wanneer het u als mij ging, hebt gij menigen winteravond, terwijl de hagel tegen uwe ramen kletterde en de wind door den schoorsteen gierde, met waar genot aan de lektuur dier prachtige boekskens gewijd, welke u in minder stiefmoederlijk bedeelde streken dan de onze verplaatsten. De dagen zijn voorbij, waarin de Continental Tour van eenen Britschen reiziger, hetzij hij Staatsman, Geleerde of Koopman was, met Holland begon, en de redenen, waarom de Eilanders van deze gewoonte afweken, zijn minder in het oog vallende, dan die, waarom men, bij de keuze van afbeeldingen van natuurschoonheden, het laatste aan ons dacht. Lord Chesterfield moge 's Gravenhage ‘the most beautiful village in Europe’ genoemd hebben, wij vinden geene reden ons te beklagen, wanneer men ons bij Werken van dien aard te gelijk met België gedenkt: want wat wij ook geneigd mogen zijn onzen voormaligen broeders te ontzeggen: dat zij het in kerken en bergen van ons winnen, saute aux yeux. Gezigten in Holland en België, is de titel, door den Uitgever | |
[pagina 107]
| |
gekozen voor een prachtwerk, dat uit ruim zestig platen zal bestaan (gravures op staal naar teekeningen op de plaats zelve vervaardigd), en bij welke een beschrijvende tekst zal worden gevoegd. De teekeningen van hetzelve zullen wij aan W.H. Bartlett verschuldigd zijn - enkele tooneelen uit ons Land (volgens mondelinge mededeeling van den Uitgever) aan een' Amsterdamschen kunstenaar; de graveerstift voor dezelve werd aan de hand van H.A. Payne vertrouwd, ook ten onzent door voortreffelijken arbeid niet onbekend. Wat eindelijk den tekst betreft, de Engelsche uitgever - want het Werk verschijnt gelijktijdig te Londen; hetzelve voor ons klein publiek alléén uit te geven, zoude de ongelukkigste onderneming ter wereld zijn, al konde men er graveurs voor vinden, - de Engelsche uitgever droeg de keuze van den Schrijver derzelve aan den Heer G.J.A. Beijerinck op. Die arbeid vereischte een' man van veelomvattende kennis en beroemden naam, want dezelve moet ten grondslag van den Engelschen tekst dienen. Z. Ed. verzocht den Hoogleeraar N.G. van Kampen die taak op zich te nemen. Ofschoon door anderen arbeid overvloedige bezigheid hebbende, meende Z.H.G. zich daaraan niet te mogen onttrekken, - lezen wij in het Voorberigt - opdat die beschrijving niet in de handen van eenen Belg mogt vallen, die, over onze Natie sprekende, de grofste lasteringen en onwaarheden niet zoude gespaard hebben. Vijf Afleveringen zien bereids het licht, - stadsgezigten uit Gent, Yperen, Leuven, Brugge, Brussel, Luik, Mechelen en Antwerpen inhoudende, door landschappen van de oevers van de Maas, de vlakte van Waterloo en het park te Brussel afgewisseld. Erger er u niet aan, dat deze platen slechts Belgische tooneelen aanschouwelijk maken, - tafereelen uit de omstreken van Haarlem en Arnhem, stadsgezigten uit 's Gravenhage, Amsterdam en Utrecht zijn ter perse. Wij zullen in een volgend nummer een uitvoerig oordeel over de platen en den tekst mededeelen, maar durven intusschen het Werk den kunstkenners en liefhebbers, als hunner aandacht volkomen waardig, gerust aanbevelen. |
|