bijgegaan, en schoon ik mij des beklaag, en in een juister oordeel geene genoegzame vergoeding gevonden heb voor alles, wat ik met de begoochelingen mijner jeugd verloor, misschien zal ik geschikter zijn dan toen, om te spreken over hem, die als Mensch, als Dichter, als Geleerde, onze hoogste belangstelling met regt vordert.
Want ook voor Bilderdijk is, in een' ruimeren zin des woords, de tijd der dweeperij voorbijgegaan. De tijd om hem te leeren kennen, zoo als hij was, is gekomen: en hoe vruchtbaar de studie - mag ik het zoo eens noemen? - van een groot man voor hart en hoofd is, zal geen betoog behoeven.
Zonder vooringenomenheid of partijdigheid dus, zonder hartstogt of vreeze, maar met billijke gestrengheid jegens zijne onvoorzigtige vrienden en kleingeestige vijanden, willen wij een' blik op het dichterlijk en menschelijk leven van Bilderdijk werpen.
En konden wij hiertoe ooit beter bouwstoffen vinden, dan in zijne brieven, een Werk, welks uitgave tot onze vurigste wenschen behoorde, en voor welks bezorging en uitvoering wij voorloopig den kundigen en bescheiden' Messchert onzen dank betuigen.
Wij kunnen intusschen, zoo lang niet het geheel of ten minste een groot gedeelte der brieven het licht ziet, met weinig zekerheid op de afgeperkte baan vorderen, en zullen ons daarom bij dit eerste deel tot een paar algemeene inleidende aanmerkingen en tot inhouds-opgave moeten bepalen.
Mogt het ons, na het doel bereikt te hebben, met eenig regt voegen, aan Bilderdijks degelijke vereerders, en aan zijne eerlijke tegenstrevers tevens, ons plaudite toe te roepen. -
De kunst kan iemants schyn vergrooten of verkleinen:
Hier staat het leven met de schildery gelyk.
Vondel.
Wat men ook denken moge van de geschied- en menschkundige waarde der veelvuldige gedenkschriften en brieven-verzamelingen, waarmede de geest der eeuw - is de kracht van het woord niet te zeer vervlogen? - ons overstelpt, het is buiten kijf, dat zij cum grano salis gelezen en beoordeeld moeten worden. Maar al te dikwijls heeft vernuftig bedrog of behaagzieke eigenwaan de foelie achter den spiegel gelegd, waarin wij het beeld der waarheid zochten. Maar al te dikwijls zijn zij niet anders dan een meer of min geestig momaangezigt, waar achter het moeijelijk valt de echte trekken op te sporen.
Iets dergelijks behoeven wij van Bilderdijks brieven niet te vreezen. Ze zijn onder zoo verschillende omstandigheden geschreven, aan zoo vele personen gerigt, zoo uiteenloopende onderwerpen bevattende, en begrijpen eindelijk een zoo ruim tijdvak, dat elk denk-