en verdere punten en cirkels op de aarde gesteld, van de breedte en lengte, en eene verklaring van de regte opklimming enz. In het 2de Hoofdstuk worden eenige sterrekundige werktuigen en derzelver gebruik kortelijk opgenoemd, en meer of min uitvoerig gehandeld over den meridiaan-verrekijker, over de uurwerken, over den middelbaren- en zonne-tijd, over het meten van hoeken, over den muurcirkel, kunstkim, collimator, hoogte- en azimuth-instrument, over den Sextant, reflectie-cirkel enz., over de feilen bij de waarnemingen en bij de instrumenten veroorzaakt door ongelijke uitzetting, door het voorbij laten gaan van het gunstigste oogenblik, het niet behoorlijk vast zetten der schroeven en kleinschroeven, eindelijk over de feilen in het instrument zelf, of het niet naar behooren stellen derzelve, worden belangrijke wenken medegedeeld, wier nalezing zelfs deskundigen aan te bevelen is.
De Heer Ermerins doet een goed werk met deze Sterrekunde in de Nederlandsche taal over te brengen; bij gebrek in dit Land aan dadelijke voortbrengselen, aan wezenlijke astronomische waarnemingen van het toch ook in ons Vaderland niet onaanzienlijke getal van Professoren in de Sterrekunde, verheugen wij ons in de poging van den Hooggeleerden vertaler. Hij houde ons echter ten goede; wij wenschen van hem niet eene letterlijke vertaling; enkele uitbreiding, eene meer gemakkelijke omzetting, eene kleine tusschen- of toevoeging zullen dikwerf den korten stijl van Herschel ook voor den minkundige meer verstaanbaar maken; eene vertaling alleen zoude door een' gewoon vertaler geleverd kunnen worden!
De noot op pag. 75 is onnoodig; ook spreekt de schrijver van Yards en niet van ellen. Het is reeds lang buiten de gewoonte der Nederlandsche astronomici, om de lengte van Teneriffe te rekenen, zoo als de vertaler op pag. 83 heeft ingevoegd; zijn veeltijds van Greenwich kan als bepaald aangenomen worden: eene koninklijke rescriptie heeft dit reeds voorlang verordend. Ook wij bezitten wel eenige Werken, die aangehaald hadden kunnen worden, om den meridiaan-verrekijker te leeren stellen: wij zien dus de reden niet in, waarom de noot, bl. 81 van het Engelsche Werk, niet vertaald of gewijzigd overgenomen is. Het in den tekst daaromtrent medegedeelde zal Herschel zelf wel als niet genoegzaam rekenen, ten opzigte van dit in de sterrekunde zoo belangrijke werktuig. Bij het stellige van Herschel, op bl. 115, waar gezegd wordt, dat 1s verschil in gang van eenen chronometer thans niet wordt toegelaten, klinkt het vreemd hij het men zegt, op bl. 137, dat de waterpassen eene afwijking van 1″ kunnen aanwijzen!
Wij gelooven, dat Herschel, na zijnen nu gedanen zeetogt, den Sextant beter zoude beschrijven: het daaromtrent aangevoerde is