De Gids. Jaargang 1
(1837)– [tijdschrift] Gids, De– AuteursrechtvrijVerdediging der Regten van Nederland tegen de Aanmatigingen van Groot-Brittanniën, met betrekking tot het Tractaat op den 17den Maart 1824, tusschen de beide Rijken gesloten.(2e Druk). Te Amsterdam bij A. Zweesaardt, 1836, 8o. 32 bl.Veel is er, sedert de laatste maanden, in onze dag- en weekbladen geschreven over de aanmatigingen van Groot-Brittanniën, met betrekking tot de door ons Gouvernement gehevene belasting op den invoer van Engelsche goederen in onze O.I. Bezittingen. De kooplieden van Engeland beweren, dat ons Gouvernement, tegenstrijdig met het Tractaat van 17 Maart 1824, van die goederen 25 percent heeft geheven. De woorden door Engelands eersten Staats-dienaar Lord Palmerston in het Parlement, te dezen opzigte, gebezigd, beschuldigen ons Gouvernement van aan het opgemeld Tractaat niet te hebben voldaan. Geen wonder derhalve, dat men hier te Lande ijverde, om de ongegrondheid dier aanmatigingen aan te toonen, en om alzoo ons Gouvernement van de blaam van ontrouw en woordschennis te zuiveren. Zoo verre ons bekend is, traden tot dus verre slechts drie naamlooze schrijvers op, om in afzonderlijke schriften dit verschil te behandelen, en wel, de schrijver van het hier boven aangekondigd Werkje; die van eene in de Fransche taal geschrevene brochure, getiteld: Appel de la Hollande à la justice et à la raison de la Grande-Bretagne, waarvan zich nader als schrijver heeft doen kennen de Heer Mr. H. Box; welke beide beweren, dat ons Bewind geenszins tegen den inhoud van het bedoeld Tractaat heeft gehandeld; en de schrijver van een stukje, getiteld: Iets over het Tractaat betrekkelijk het grondgebied en den handel in de Oost-Indiën, geteekend te Londen, 17 Maart 1824, welke van een tegenstrijdig gevoelen is. Wij zullen de door ons aan het hoofd dezer geplaatste Verdediging niet breedvoerig beoordeelen. Het zal genoegzaam zijn de- | |
[pagina 40]
| |
zelve aan te kondigen. De spoedige noodzakelijkheid van eenen tweeden druk, even spoedig uitverkocht als de eerste, bewijst, met welke belangstelling dit stukje is ontvangen. Het is alzoo reeds in handen van velen; en hun, die het nog niet gelezen hebben, kunnen wij raden tot de lezing spoedig over te gaan. De schrijver van deze Verdediging was de eerste, die optrad, om de onregtmatigheid der vorderingen van Engeland ten deze te betoogen. Hij heeft getoond, bij uitnemendheid hiertoe geschikt te zijn. Hij leert ons de aanleiding, den oorsprong en het onderwerp van het bedoelde Tractaat kort en duidelijk kennen; hij deelt ons den inhoud van het betwiste artikel medeGa naar voetnoot(1); hij toont aan, dat bij het Tractaat slechts over schepen en personen, niet over goederen gehandeld wordt; hij toetst de uitlegging van het Tractaat aan eenige regelen en beginsels van het volkeren-regt, en doet bij elk derzelve zien, dat de vorderingen van den Engelschen handel ten eenemale ongegrond zijn. Alles is in eenen zuiveren, duidelijken en hoogstbevattelijken stijl geschreven. Eere en erkentelijkheid zij derhalve den kundigen, naamloozen schrijver, die door dit geschrift de goede trouw van ons Bewind heeft gehandhaafd! Wij herhalen het, wij bevelen de lezing dezer bladen iederen Nederlander nadrukkelijk aan. Zoo wij iets moesten aanmerken, het zou zijn, dat wij hier en dáár, vooral in den aanvang, eenige scherpe uitdrukkingen tegen de Staatkunde van Groot-Brittannië aantroffen. Zulke uitdrukkingen hadden achtergelaten kunnen worden. Men had hetgeen men wilde betoogen, even goed zonder die scherpe uitdrukkingen kunnen doen. Dit bejammeren wij in dit geschrift te meer, omdat van hetzelve eene Engelsche vertaling is uitgekomen. Door zulke uitdrukkingen wordt het goede dikwerf over het hoofd gezien; een Brit ten minste zal nu met minder genoegen deze, anders zoo goed geschrevene bladen lezen, en zich minder gemakkelijk door eenen schrijver laten overtuigen, | |
[pagina 41]
| |
die hem in eene kwade luim heeft gebragt. Is dan de Fransche Staatkunde zoo veel beter? Groot-Brittannië is onze bondgenoot; nog onlangs heeft Z.M. onze geëerbiedigde Koning van den troon gezegd, ‘dat Zijne betrekkingen met de vreemde Mogendheden op denzelfden voet van vriendschap blijven voortduren, en dat de bestendige zorg, door Hoogstdenzelven aangewend, om alle vraagstukken, welke zich in onze buitenlandsche Staatkunde ter regeling aanbieden, aan de beginselen van regt, billijkheid en goede verstandhouding te toetsen, de gewenschte vruchten heeft gedragen.’ Waartoe volkshaat, vooral bij eene handeldrijvende Natie, opgewekt en aangekweekt? Men verdedige zijne regten met klem en waardigheid, maar verwijdere van die verdediging alles, wat daaraan vreemd is en zijne tegenpartij zonder noodzaak kan verbitteren. De kundige schrijver vergeve ons deze aanmerking! De Engelsche vertaling van dit Werkje is bij denzelfden uitgever in de maand October jl. in het licht gekomen; zij kenschetst eene bekwame hand. De uitgever en drukker heeft niets gespaard, om voor eenen keurigen druk en eene nette uitvoering van deze bladen, in beide talen, te zorgen. Hij verdient hiervoor loffelijke vermelding. Hij, zoowel als de drukker van dit ons tijdschrift en eenige weinige andere drukkers, hebben in de laatste jaren veel bijgedragen, om onze drukkunst uit den kwijnenden toestand, waarin zij verkeerde, op te beuren, en met die van andere Natiën gelijken tred te doen houden.
Amst., 19 Novemb. 1836. Candore et ardore. |
|