De Gids. Jaargang 1
(1837)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 25]
| |
zij steeds bij voortduring aan den grooten Franklin voor dit zijn geschenk aan het menschdom, en eere ook aan den schrijver dezer Handleiding, die van zijne jeugd tot in eenen hoogen ouderdom met ijver aan de wetenschappen en hare toepassing is toegewijd! Met genoegen hebben wij deze Handleiding gelezen. Het doel van dit geschrift is geheel practisch. Kort, doch bondig, wederlegt deze Handleiding de vrees, die men wel eens voor deze uitvinding hoort opperen; de geleidende en niet geleidende ligchamen worden opgenoemd; naar behooren de aanlassing der metalen, die men tot de afleiders wil bezigen, voorgedragen. Elk deel van den afleider, als het bovenpunt, de soldeering, de verbinding of verspreiding, en het beneden-eind, worden met de noodige klaarheid behandeld. Ten aanzien van het gebruik van platina-spitsen is dit Werkje ontkennend. Het bedekken der afleiders met menie-olieverw wordt zeer aangeprezen, en kan zeker, zoowel tot conservering als tot gemak in het telkens zoo noodige nazien, veel nut aanbrengen. De bevinding der ontlasting van het electrieke vuur, door den schrijver zelven waargenomen, bl. 22, is hoogst merkwaardig. De slechte afleiders ontstaan óf uit onkunde, óf uit slechte en slordige zamenstelling, óf kunnen veroorzaakt worden door het wegnemen of wegraken van een gedeelte der gelei-staven of reepen; zij eischen mitsdien steeds een kundig toezien. Eene beschrijving van den afleider van den toren van Doesburg door den schrijver in zijne jeugd opgerigt, met een geschiedkundig overzigt van denzelven, sedert dien tijd tot heden, geeft aanleiding tot menige nuttige aanmerking. Het omtrent den Arnhemschen afleider medegedeelde, in de Letterboden van 1836 No. 21 en 22, ondergaat op bl. 40 eene belangrijke wijziging. Onder de bezwaren tegen het gebruik van den afleider worden, zegt deze Handleiding, de kosten gesteld. Dat deze echter voor eene gemeente- of stedelijke kas niet buitengewoon hoog zijn, wordt in § 12 aangetoond; welke ontwikkeling tevens kan dienen tot het juist plaatsen van eenen afleider. De bijgevoegde plaat zal niet weinig toebrengen, om deze zaak voor minkundigen op te helderen. Het geheel der onkostberekening is ingerigt voor twee afleiders van eene dorpskerk en toren en bedraagt te zamen met alle onkosten ruim ƒ234. ‘Is dan,’ zegt deze Handleiding, ‘de ronde som van ƒ234 zoo schrikbarende, dat zij de Gemeente-Besturen zoude moeten terug houden, om (ten minste, voor den tijd van meer dan eene halve eeuw) tegen de dreigende vernielingen van een' torenbrand gewaarborgd te blijven? vooral wanneer men daarbij in aanmerking neemt, dat deze de kosten voor twee afleiders bevat, die zoo zeldzaam vereischt worden.’ | |
[pagina 26]
| |
Kortelijk wordt er ook gewag gemaakt van het plaatsen van afleiders op molens; jammer voorzeker, dat het niet in het plan des schrijvers lag, ook over de afleiders voor schepen te spreken. Zoo men de berigten gelooven mag, is deze Handleiding, van wege het Staatsbestuur, aan de overweging en dus waarschijnlijk ook aan de betrachting der Gemeentebesturen aanbevolen; wij verheugen ons in deze zoo doelmatige opwekking, en hopen, dat ook Nederland zich niet op nieuw over ongelukken van nalatigheid ten dezen zal hebben te beklagen; dat het steeds een doelmatig gebruik zal maken van de middelen, die eene wijze Voorzienigheid thans den mensch doet ontdekken. De vervulling van dezen wensch zal zeker de beste belooning zijn voor den schrijver van dit hoogst belangrijke Werkje voor zijne bemoeijing in deze. |
|