Een gheestelijck lust hofken
(1722)–Anoniem Gheestelijck lust hofken, Een– AuteursrechtvrijStemme: Alst begint.
WAt sal ick gaen beginnen?
Maria maget soet
Den Brant van uwen minnen
My tot u blaecken doet.
Ghy zijt die ick bemin
O weerdige Koningin.
Ghy zijt mijn Bruyt mijn Moeder,
Mijn troost en mijn toeverlaet
V Soon is mijn behoeder
Op u mijn hoope Staet. Ghy zijt, etc.
Och had ick soo veel monden
Als sterren in't firmament;
'k Ginck uwen lof verkonden
Die ghy hebt sonder endt. Ghy zijt, etc.
Och had ick soo veel Zielen
Als wat r, locht, en Landt
Fol van gedierten krielen
Ick schonck s' u t'eender hand. Ghy zijt, etc.
Eylaes; och bitter klaeghen
Dat ick Catijvigh mensch
| |
[pagina 260]
| |
V niet en kan behagen
Hoe ick begeer en wensch! Gy zijt, etc.
Ick sal my alle dagen
En dat tot uwer eer
In alles beter draghen
En dienen onsen Heer. Gy zijt, etc.
|
|