Een gheestelijck lust hofken
(1722)–Anoniem Gheestelijck lust hofken, Een– AuteursrechtvrijOp de wijse: Als't begint.
SA Harderkens loopt
En drijft u Schaepkens, en Lammekens doch ylent voort
Te Bethlehem in eenen Stal,
| |
[pagina 192]
| |
Daer is te soecken, in kleyne doecken, dat Kindeken teer.
Wilt lustigh springen, En vrolijck singen,
Van dese dingen, het is een nieuwe meer.
2. Sa, sa, met spoet,
Drijft nae den Herder die ons Schaepkens van den Wolf behoedt,
Met groote vreught en vrolijckheyt,
En laet ons singen, en vrolijck klingen, met groote vreucht:
Ick hoor hier schoon, al in den Troon
Glorie singen, met wonderlijcke vreucht.
3. O wonder groot!
In dese koude een Kindeken teer, soo naeckt en bloot,
Hoort sijn geschrey en droevigheyt,
Wilt u erbermen, u wat verwermen, het Kindeken schreyt,
En wilt doch soecken, wat warme doecken
Het Kindeken soet, Schreyt jammerlijkc seer.
4. Sondaers al,
Komt hier en buyght u Knien by't Kribbeken in desen stal,
Want dit is al door Adams val:
Hier leydt verschoven, den Heer van boven, in't jammerdal,
O arme Sondaer, dit is groot wonder,
Dat Godt hier onder, Leydt by de Beesten al.
5. O Ionck vrouw reyn?
V Kindeken teer, Van groote koud' schreyt alsoo seer,
| |
[pagina 193]
| |
V melck soet, V Borsten goet,
Wilt hem die geven, hy sal niet beven, den kleynen bloedt:
Ey wilt doch stillen, ghy Harderinnen
Het Kindeken schoon, d'eenigen Godes Soon
6. O Iesulijn soet,
Hoe licht gy verborgen in u Moeders schoot,
Daer al wat leeft, sijn vreucht in heeft:
Godt Vader schoon, al in den troon, in u verheugt: Hy heeft gesonden, het is groot wonder
Sijn Soon hier onder, komt boet u sonden, hier al.
7. Schoon Kindeken saert:
Voor u buyg ick mijn knien neder, neemt wech mijn hart
Gy zijt alleen de Liefste mijn,
Mijn brant wilt blusschen, met duysent kussen o Iesuleyn kleyn,
Laet mijn begroeten: V kindeken soete,
O Ionck-vrou reyn, zijn handt en voetjens kleyn.
|
|