Een gheestelijck lust hofken
(1722)–Anoniem Gheestelijck lust hofken, Een– AuteursrechtvrijOp de wijse: Komt nu schoone Veld-Goddinne.
O Heer! rijck en vol genaden,
Hoort nu mijn gebedt,
Tot u kome ick beladen,
Met mijn ziel besmet:
'k Heb verlaten uwe Wet,
En door mijn misdaden
Steeckt in's Duyvels net. 'k Heb, etc.
O mijn, Vader, Godt almachtigh!
Wat heb ick gedaen,
O Godt en een mensch waerachtigh,
Iesu siet my aen,
Ick koom als een Publicaen
| |
[pagina 40]
| |
Weest mijnder gedachtigh,
En wilt my ontfaen. Ick koom, etc.
Eylaes hoe groot sijn mijn sonden,
Hoe groot sonder getal!
Dies ick ween uyt's herten gronden,
In dit droevigh dal,
't Is my leet al mijnen val
Maer ick nu van sonden,
Tot u keeren sal. 't Is my, etc.
Veel liever soo wil ick sterven,
Sijnd' in zwaren noodt,
Ia mijn lichaem laten kerven
Branden totter doodt,
Dat ick o Heere groot,
Mijn ziel sou verderven,
Derven uwen schoot. Dan dat, etc.
Maer ick wil my voortaen wachten,
Laten alle quaedt
Bewaren al mijn gedachten,
Mijn werck, mont, en raet
Bichten oock al mijn misdaedt,
Mijn ziel beter achten,
Godt komt my te baet. Biechten, etc.
Voor mijn zwaer en veel gebreken,
V Godt geef ick weer,
Wat ick doen oft spreken
Ziel en lichaem teer,
't Moet al zijn tot uwen eer,
Wilt my stricken breken,
Verquickt my o Heer.
Ick hoop ghy sult my vergeven,
Door genade soet,
| |
[pagina 41]
| |
Door u doodt en oóck u leven,
Door u dierbaer Bloedt:
Hier in heb ick goeden moedt,
Mocht mijn hert aenkleven,
V Voor in het goedt.
Hier in, etc.
|
|