Een gheestelijck lust hofken
(1722)–Anoniem Gheestelijck lust hofken, Een– AuteursrechtvrijOp de wijse: O schoone Personagie.
O Soete Harmonie,
Van my verdrijft ghy smert,
Door reynder minnen:
O Choor der Eng'len blij,
Ghy steelt van my mijn hert
En al mijn sinnen,
Vyt liefd' divijn, Ick heel verdwijn,
Om dat ick hoor van vrede,
Die my aen dienen
Des Hemels Cherubienen,
Godt oock mede.
| |
[pagina 27]
| |
O Jesu minnelijcke,
Die mensch geworden zijnde
En Godt gebleven,
En Aerd' en Hemelrijcke:
Weest nu gebenedijt, Van al die leven,
Mijn Godt, mijn Heer!
Mijn hoop, mijn eer,
Met u soo wil ick sterven,
Des Werelts lusten
En vreuchden vol onrusten
Voortaen derven.
Gy zijt den aldermeesten,
Den hooghsten Heer van al,
Rijck, schoon en machtigh,
Nochtans hier voor de Beesten
Light gy in eenen stal,
Arm, teer, en klachtigh
O Godt seer groot!
Mensch, naeckt ende bloot,
Wilt my u wijsheyt schencken,
Dat ick met vreuchden
Alle dese deuchden
Overdencken.
|
|