Een gheestelijck lust hofken
(1632)–Anoniem Gheestelijck lust hofken, Een– AuteursrechtvrijMet schoone lieffelijcke geestelijcke ghesanghen beplant, door eenen Catholijcken pastoor
Op de wijse: Wilder als wilt, &c.
WIlder als wilt, wie sal my temme[n]
Plach ick te singen vroech en laet
Ick heb gehoort na Christi stemmen,
Hy roept my tot een and'ren staet.
Ick heb, &c.
Ick was soo wilt, 't mocht aen m[y] blijcken,
Als een vogel vliecht inde locht
| |
[pagina 131]
| |
Maer Jesus met sijne pracktijcken,
My soetgens in zijn nette brocht.
Maer Jesus, &c.
Vry, ledich, los en ongedwongen,
Mijn wil volchden ick over al:
Dus quam ick snel in 't slijck der sonden,
Dat ick altijt beclagen sal.
Dus quam, &c.
Cupido quam my te beminnen,
En te bestrelen met venijn,
Ick geef aen Jesus nu mijn sinnen
Om te genieten zijn aenschijn.
Ick geef, &c.
O Heere mijn, laet my mijn sonden,
Tot allen tijt beschreyen fijn,
Verlicht mijn hert, om te doorgronden
Die wonden swaer der zielen mijn.
Verlicht mijn, &c.
O Heer mocht ick u recht beminnen,
Wt 's herten gront met liefde puer,
Sterct my met cracht om te verwinnen
Mijn sinnen wilt, en seden stuer.
Sterckt my, &c.
Heer Jesus leert my mijn wil breken,
Al valt 't my somtijts hart, en swaer,
Want ick sien hier veel gebreken,
Dat ick met rust u volge naer.
Want ick, &c.
Wilder als wilt, heb ick gesongen
Nu keer ick, met Godt, sin en toon,
Want Godes geest heeft my bedwongen
En my getemt met g'naden schoon.
| |
[pagina 132]
| |
Want Godes, &c.
Nu dan mijn ziel in al u dagen,
Geeft uwen Bruydegom eer, en lof,
Soeckt hem in deucht steets te behaghen
Adieu dan werelt asch en stof.
Soeckt hem, &c.
Heer Jesus zijt mijn recompencie
Als ghy komt oordeelen in den throon,
Dat ick mach hooren u sententie,
Comt hier mijn bruyt ontfangt u croon
Dat ick, &c.
|
|