Een gheestelijck lust hofken
(1632)–Anoniem Gheestelijck lust hofken, Een– AuteursrechtvrijMet schoone lieffelijcke geestelijcke ghesanghen beplant, door eenen Catholijcken pastoor
Op de wijse: Edel Kersou.
O Jesu soet,
Leyt my in uwen Tempel
Door uwen heyl'gen gheest:
V te ghemoet,
Na Simeons exempel,
Dat mijn ziel onbevreest,
Die dus lang is gheweest
Benaut, en vol van lijden
Mach oock van hier in vrede gaen,
En eeuwich haer verblijden.
Die dus lang, &c.
Geeft my te sien,
| |
[pagina 38]
| |
Met mijnder sielen oogen,
V salicheyt, bereyt,
Voor al een schijn,
Die tot u haer hert boogen,
Want mijn ziele verbeyt
Alleen u majesteyt,
Met een licht in haer handen,
Maer ghy die zijt dat eewich licht,
Doet mijn licht meerder branden.
Alleen u, &c.
Maria fijn
Reyn onbevleckte maget,
Een dageraet ydoon,
Die geeft een schijn,
Des morghens alst vroegh daget
So ghy der Sonnen throon,
Brenght ons dat licht seer schoon,
Heel vroegh komt ghy oprijsen,
Dus singhen wy, weest wellekom,
En gaen u eer bewijsen.
Brenght ons, &c.
Godts moeder reyn,
V mijnder wilt ontfermen,
Toont my u claer aenschijn
V kintghen kleyn,
Geeft my in mijnen armen,
Druckt dat int herte mijn,
Ick bid u door de pijn,
Die u hert heeft door-sneden,
Dat ick mach wijs en suyver sijn,
En lichten door goe seden.
Ick bid u, &c.
|
|