Den gheheelen Bybel, Inhoudende het oude ende nieuwe Testament (Leuvense bijbel 1548)
(2008)–Anoniem Leuvens bijbel 1548– Auteursrechtelijk beschermd1Ga naar margenoot+HOort des Heeren woort kinderen van Israel, want die Heere heeft een ordeel metten bewoonders der eerden, want daer en is gheen waerheyt, ende daer en is gheen bermherticheyt, ende Godts kennisse en is op die eerde niet. | |
2Vermalendijdinghe, ende loghene, ende dootslach, ende diefte, ende ouerspel hebben oueruloedich gheweest, ende dbloet heeft het bloet gheraect. | |
3Daerom sal die eerde trueren, ende al die daer op woont sal cranck worden met die beesten des velts ende met den voghelen des hemels, ende oock sullen die visschen der zee steruen. | |
4Maer nochtans een ieghelijck en ordeele niet, ende gheen man en werde ghestraft, want v volc is als de ghene die den priester wedersegghen, | |
5Ga naar margenoot+Ende ghi sult heden vallen, ende die propheet sal oock met v vallen, inder nacht heb ick v moeder doen swijghen. | |
6Mijn volck heeft ghesweghen om dat gheen wetenheyt en hadde, want ghy die wetenheyt verstooten hebt, so sal ick v oock verstooten dat ghi my het priesterscap niet en sult bedienen, ende ghy hebt die wet ws Gods vergheten, ick sal uwer kinderen oock vergheten. | |
7Nae hen menichte alsoo hebben sij my ghesondicht hen glorie sal ick tot versmaetheyt verkeeren, | |
8mijns volcs sonden sullen si eten, ende tot hen boosheyt sullen si hen zielen verheffen. | |
9Ende ghelijck tvolck, alsoo sal oock wesen die priester, ende ick sal op hem versoecken zijn weghen, Ga naar margenoot+ende zijn ghedachten sal ick hem verghelden. | |
10Ende si sullen eten ende niet versaedt worden si hebben oncuyscheyt bedreuen, ende niet opghehouden, want si hebben den Heere verlaten in niet te bewaren, | |
11Die oncuyscheyt, ende den wijn, ende die dronckenheyt nemen therte wech, | |
12Mijn volck heeft in zijn hout gheuraecht, ende sijnen stock heuet hem vercondicht, want den gheest der oncuyscheden heeft hen | |
[pagina *690]
| |
bedroghen, ende si hebben oncuyscheyt ghedaen van haren Godt. | |
13Op die hoofden der berghen deden sij sacrificie, ende op die hueuelen ontstaken sij ruecoffer onder den eyckenboom ende den populierboom, ende terebintijn boom, om dat sijn scaduwe goet was, daerom sullen v dochteren oncuyscheyt doen, ende v bruyden sullen ouerspeelsteren sijn. | |
14Ga naar margenoot+Ick en sal op v dochteren niet versoeken als si oncuyscheyt sullen bedreuen hebben ende ouer v bruyden als sij ouerspel sullen ghedaen hebben, want sij verkeerden met die hoeren, ende met die verwijfde mans deden sij saerificie, ende het onuerstandich volck sal gheslaghen worden. | |
15Ist dat ghy Israel oncuyscheyt bedrijft, soo en misdoe emmer Iuda niet, ende en wilt niet gaen in Galgala, ende en climt niet op in Bethauen, noch en sweert niet. Die Heere leeft, | |
16want ghelijck een pijlijcke coe heeft Israel affgeweken, nv salse die Heere voeden als een lam in die breetheyt, | |
17Ephraim is deelachtich der affgoden verlaet hem, | |
18haerlieder maeltijt is affgesceyden, met oncuysheyt hebben sij oncuyscheyt bedreuen, haer bescermers hebben begheert scandelijcheyt aen te brenghen. | |
19Den wint heeft hem ghebonden in sijn vloghelen, ende sij sullen bescaemt werden van hen sacrificien. |