Den gheheelen Bybel, Inhoudende het oude ende nieuwe Testament (Leuvense bijbel 1548)

(2008)–Anoniem Leuvens bijbel 1548– rechtenstatus



Dat .vij. Capittel.
1 Ga naar margenoot+MAer nae dat den muer opghemaect was, ende ick die doren ghestelt hadde, ende ghetelt die doorwaerders ende die sanghers, ende die Leuiten,
2 soo heb ick beuolen Hanani mijnen broeder, ende Hananie den prince des huys van Ierusalem (want hy scheen te wesen ghelijck een warachtich ende Godt vreesende man meer dan dandere)
3 ende ick heb hen gheseyt. En laet die poorten van Ierusalem niet open ghedaen worden tot die wermte vander sonnen, Ende doen sij noch daer by stonden, soo sijn die poorten ghesloten ende vast toe ghemaect. Ende ick heb bewaerders ghestelt vanden inwoonders van Ierusalem, elcken besonder by sijn buerte, ende eenen ieghelijcken teghen sijn huys.
4 Maer die stadt was te seer breedt ende groot, ende tvolck was luttel int midden van haer, ende die huysen en waren niet opghetimmert.
5 Maer Godt heeft in mijn herte ghegheuen, Ende ick heb verghadert die edelste luyden ende die rechters ende tghemeyn volck, dat icse ouertellen soude, ende ick heb gheuonden den boec van die tellinghe der gheender die ierstmael opcomen waren, ende daer is in gheuonden ghescreuen aldus.
6 Ga naar margenoot+Dit sijn die kinderen der lantscappen die opghetrocken sijn van dat gheuanghenisse der ouergheuoerder die welcke Nabugodonosor die coninck van Babilonien ouergheuoert hadde, ende sijn wederghekeert in Ierusalem ende in Iudeam een ieghelijck in sijn stadt,
7 Die met Zorobabel comen sijn waren Iosue Nehemias, Azarias, Raamias, Nahamani, Mardocheus, Belsan, Mespharath, Begoai, Nahum, Baana. Tghetal der mannen des volcs van Israhel,
8 Die kinderen van Pharos twee duysent hondert twee entseuentich,
9 Die kinderen Saphatia drij hondert tweentseuentich,
10 Die kinderen Area ses hondert tweenvijftich,
11 Die kinderen Phahath Moab der kinderen van Iosue ende Ioab twee duysent acht hondert achthien,
12 Die kinderen van Elam duysent acht hondert vierenvijftich,
13 Die kinderen Zethua acht hondert vijfenveertich,
14 Die kinderen Zachai seuen hondert tsestich,
15 Die kinderen Bennui ses hondert achtenveertich,
16 Die kinderen Bebai ses hondert achtentwintich,
17 Die kinderen van Azgad twee duysent drij hondert tweentwintich,
18 Die kinderen Adonicam ses hondert seuenentsestich,
19 Die kinderen Beguai twee duysent seuenentsestich,
20 Ga naar margenoot+Die kinderen Adin ses hondert vijfenvijftich,
21 Die kinderen Ater Die kinderen van Hezecia neghen hondert ende achte
22 Die kinderen van Hasem drij hondert achtentwintich
23 Die kinderen Besai drij hondert vierentwintich,
24 Die
[pagina *365]
kinderen Hareph hondert twaelue,
25 Die kinderen van Gabaon vijfenneghentich,
26 Die kinderen van Bethleem ende Nethupha hondert achtentachtentich,
27 Die mannen van Anathoth hondert achtentwintich,
28 Die mannen van Bethazmoth tweenveertich,
29 Die mannen van Cariathiarim Cephira ende Beroth seuen hondert drijenveertich,
30 Die mannen van Rama ende Geba ses hondert eenentwintich,
31 Die mannen van Machmas hondert tweentwintich,
32 Die mannen van Bethel ende Hai hondert drijentwintich,
33 Ga naar margenoot+Die mannen vanden anderen Nebo tweenvijftich,
34 Die mannen des anders Elams duysent twee hondert vierenvijftich
35 Die kinderen Harem drij hondert twintich,
36 Die kinderen van Iericho drij hondert vijfenveertich,
37 Die kinderen van Iod-hadid ende Ono seuen hondert eenentwintich,
38 Die kinderen van Senaa drij duysent neghen hondert dertich.
39 Die priesters, Die kinderen Idaia int huys van Iesua, neghen hondert drijentseuentich,
40 Die kinderen van Emmer, duysent tweenvijftich,
41 Die kinderen Phashur duysent twee hondert seuenenveertich,
42 Die kinderen Arem duysent seuenthien.
43 Die Leuiten, Die kinderen Iosue ende Cedmiel
44 van den kinderen Oduie vierentseuentich. Die sanghers
45 Die kinderen van Asaph hondert achtenveertich.
46 Die doorwaerders, Die kinderen Sellum, die kinderen Ater, die kinderen Telmon, die kinderen Accub die kinderen Hatita, die kinderen Sobai hondert achtendertich.
47 Ga naar margenoot+Die Nathineen, die kinderen van Soha, die kinderen Hasupha, die kinderen Thebbaoth,
48 die kinderen Ceros, die kinderen Siaa, die kinderen Phadon, die kinderen Lebana, die kinderen Hagaba, die kinderen Selmai,
49 die kinderen Hanan, die kinderen Geddel, die kinderen Gahel,
50 die kinderen Raaia die kinderen Rasin, die kinderen Necoda,
51 die kinderen Iesem, die kinderen Aza, die kinderen Phasea,
52 die kinderen Besai, die kinderen Munim, die kinderen Nephussim,
53 die kinderen Bacbuc, die kinderen Hacupha die kinderen Harur,
54 die kinderen Besloth, die kinderen Mahida, die kinderen Harsa,
55 die kinderen Bercos, die kinderen Sisara, die kinderen Thema,
56 die kinderen Naasia, die kinderen Hatipha,
57 die kinderen van Salomons dienaers die kinderen Sothai, die kinderen Sophareth, die kinderen Pharida,
58 die kinderen Iahala, die kinderen Darcon, die kinderen Ieddel,
59 die kinderen Saphatia, die kinderen Hatil, die kinderen Phocereth, die ghesproten was van Sabaim Amons sone.
60 Alle die Nathineen ende die kinderen van Salomons knechten waren drij hondert tweenneghentich,
61 Maer die ghene die opghetrocken waren van Thelmela, Ga naar margenoot+Thelharsa, Cherub, Addon, ende Emmer, ende en consten niet ghetoonen haerder vaderen huys, ende hen saet, oft sij wt Israel waren sijn dese,
62 Die kinderen Dalaia, Die kinderen Tobia, die kinderen Necoda ses hondert tweenveertich,
63 Ende vanden priesters, die kinderen Habia, die kinderen Accos, die kinderen Berzellai die ghenomen hadde van Berzellai des Galaaditers dochteren een huysvrouwe, ende is ghenaemt met haerlieder name
64 dese hebben haer bescrijuinghe ghesocht, inden register der tellinghen, ende sij en hebbens niet vonden, ende sij sijn verworpen van tpriesterscap,
65 Ende Athersatha heeft hen gheseydt dat sij niet en souden eten van theylich der heylighen tot datter opstonde een gheleert ende wel onderwesen priester,
66 Alle die menichte ghelijc een man waren tweenveertich duysent, ses hondert ende tsestich,
67 sonder hen knechten ende dienstvrouwen die welcke waren seuen duysent drij hondert seuenendertich, ende onder die waren sanghers ende sangherssen, twee hondert vijfenveertich,
68 Ga naar margenoot+Hen peerden waren seuen hondert sesendertich, Hen muylen waren twee hondert vijfenveertich,
69 Hen kemels waren vier hondert vijfendertich, Hen ezels waren ses duysent, seuen hondert ende twintich. Tot hier toe is verhaelt dat inden register der tellinghen ghescreuen was, ende nv voorts wort die historie van Nehemia veruolcht.
70 Maer sommighe van die princen der familien hebben ghegheuen totten wercke Athersatha heeft ghegheuen inden scadt duysent drachmen gouts, vijftich schalen, vijf hondert ende dertich priesterlijcke rocken,
71 Ende vanden princen der familien hebbender sommighe ghegheuen totten scadt des wercs, twintich duysent dragmen gouts, ende twee duysent ponden siluers, ende twee hondert,
72 ende dander volck heeft ghegheuen twintich dragmen gouts ende duysent pont siluers, twee ende seuentsestich priesterlijcke rocken,
73 Ende die priesters ende Leuiten, ende doorwaerders, ende sanghers ende dat ander ghemeyn volck ende die Nathineen, ende gheheel Israhel woonden in hen steden.	margenoot+ A margenoot+ B margenoot+ C margenoot+ D margenoot+ E margenoot+ F margenoot+ G

Vorige Volgende

Dat .vij. Capittel.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

50

51

52

53

54

55

56

57

58

59

60

61

62

63

64

65

66

67

68

69

70

71

72

73