Den gheheelen Bybel, Inhoudende het oude ende nieuwe Testament (Leuvense bijbel 1548)

(2008)–Anoniem Leuvens bijbel 1548– rechtenstatus



Dat .ij. Capittel.
1 Ga naar margenoot+ENde dit sijn die kinderen des lantschaps die op ghegaen sijn vander gheuanghenissen welck Nabugodonosor die coninck van Babilonien in Babilonien ouer gheuoert hadde, ende sijn weder ghekeert in Ierusalem ende Iudam, een ieghelijck in sijn stadt.
2 Die ghecomen sijn met Zorobabel, Iesua, Nehemia Saraia, Rahelaia, Mardochai, Belsan, Mesphar, Beguai, Rehum, Baana. Tghetal vanden mannen des volcs van Israel.
3 Die kinderen Pharos twee duysent hondert tweentseuentich.
4 Die kinderen van Sephatia, drij hondert tweentseuentich.
5 Die kinderen van Area, seuen hondert vijfentseuentich.
6 Die kinderen van Phahatmoab, der kinderen van Iosue Ioab twee duysent acht hondert twaelue.
7 Die kinderen van Elam duysent tweehondert vierenvijftich.
8 Die kinderen van Zethua neghenhondert vijfenveertich.
9 Die sonen van Zachai seuenhondert tsestich.
10 Die kinderen van Bani ses hondert tweenveertich.
11 Die kinderen van Bebai ses hondert drijentwintich.
12 Die kinderen van Azgad, duysent tweehondert tweentwintich.
13 Die kinderen van Adonicam, ses hondert sessentsestich.
14 Die kinderen van Beguai twee duysent sessenvijftich.
15 Die kinderen van Adin vierhondert vierenvijftich.
16 Die kinderen van Ather die wt Ezechias waren achtenneghentich.
17 Die kinderen van Besai drijhondert drijentwintich.
18 Die kinderen van Iora, hondert twaelue.
19 Ga naar margenoot+Die kinderen van Hasum, tweehondert drijentwintich.
20 Die sonen van Gebbar vijf ende neghentich.
21 Die kinderen van Beth-lehem, hondert drijentwintich.
22 Die mannen van Netupha, sessenvijftich.
23 Die mannen van Anathoth, hondert achtentwintich.
24 Die kinderen van Azmaueth tweenveertich.
25 Die sonen van Cariathiarim Cephira ende Beroth seuenhondert drijenveertich.
26 Die kinderen van Rama ende Gabaa, ses hondert eenentwintich.
27 Die mannen van Machmas hondert tweentwintich.
28 Die mannen van Bethel ende Hai tweehondert drijentwintich.
29 Die kinderen van Nebo tweenvijftich.
30 Die kinderen van Megbis hondert sessenvijftich.
31 Die kinderen van den anderen Elam duysent tweehondert vierenvijftich.
32 Die kinderen van Harim drijhondert twintich.
33 Die kinderen van Lodhadid ende Ono, seuenhondert vijfentwintich.
34 Die kinderen van Iericho drijhondert vijfenveertich.
35 Die kinderen van Senaa dry duysent ses hondert dertich.
36 Priesters, die kinderen van Iadaia int huys van Iesue, neghenhondert drijentseuentich.
37 Die kinderen van Emmer duysent tweenvijftich.
38 Die kinderen van
[pagina *355]
Pheshur duysent tweehondert seuen ende veertich.
39 Die kinderen van Harim, duysent seuenthien.
40 Leuiten, die kinderen van Iesue ende Cedmiel der kinderen van Odouias vierentseuentich.
41 Sanghers, Asaphs sonen hondert achtentwintich.
42 Die kinderen der doerwaerders, die kinderen van Sellum, die kinderen van Ater, die kinderen van Telmon, die kinderen van Accub, die kinderen van Hatita, die kinderen van Sobai altesamen hondert neghen ende dertich.
43 Die Nathinei, die kinderen van Siha, die kinderen van Hasupha, Ga naar margenoot+die kinderen van Thabbaoth,
44 die kinderen van Ceros, die kinderen van Siaa, die kinderen van Phadon,
45 die kinderen van Lebana, die kinderen van Hagaba, die kinderen van Accub,
46 die kinderen van Hagab, die kinderen Semlai, die kinderen Hanan,
47 die kinderen van Gaddel die kinderen van Gaher, die kinderen van Rahaia,
48 die kinderen van Rasin, die kinderen van Necoda die kinderen van Gazam,
49 die kinderen van Aza, die kinderen van Phasea, die kinderen van Besee,
50 die kinderen van Asena, die kinderen van Munim, die kinderen van Nephusim,
51 die kinderen van Bacbuc, die kinderen van Hacupha, die kinderen van Harhur,
52 die kinderen van Bestuch, die kinderen van Mahida, die kinderen van Harsa,
53 die kinderen van Bercos, die kinderen van Sisara, die kinderen van Thema,
54 die kinderen van Nasia, die kinderen van Hatipha,
55 die kinderen van Salomons dienaers, die kinderen van Sotai, die sonen van Sophereth, die sonen van Pharuda,
56 die sonen van Iala, die kinderen van Dercon, die kinderen van Geddel,
57 die kinderen van Saphatia, die kinderen van Hatil, die kinderen van Phocsereth die van Asebaim waren, die kinderen van Ami,
58 alle die Nathinei ende sonen van Salomons dienaers, drijhondert twee ende neghentich.
59 Ende die ghene die opghetrocken waren van Thelmela, Thelharsa, Cherub, ende Adon, ende Emer, ende sij en consten niet bewijsen haerder vaderen huys ende hen saet, oft sij wt Israel waren.
60 Die kinderen van Dalaia die kinderen van Thobia, die kinderen van Necoda ses hondert tweeenvijftich.
61 Ga naar margenoot+Ende van der Priesters kinderen. Die kinderen van Hobia, die kinderen van Accos, die kinderen van Bersellai die ghenomen heeft van Bersellai des Galaaditers dochters een huysvrouwe ende hij is ghenoemt met den naem van hen lieden.
62 Dese hebben ghesocht die scrifture van haerder afcoemsten, ende sij en hebben die niet gheuonden, ende sij sijn verworpen van dat Priesterscap.
63 Ende Athersatha heeft hen gheseyt dat sij niet eten en souden van dat heylich der heyleghen tot datter een Priester op stont gheleert ende volmaect.
64 Alle die menichte ghelijc een mensch waren tweenveertich duysent, drij hondert ende tsestich
65 wtghenomen hen knechten ende dienstvrouwen, die welcke waren seuen duysent, drij hondert seuen ende dertich, ende onder dese waren twee hondert sanghers ende sangherssen.
66 Hen Peerden waren ses hondertsessendertich, hen muylen twee hondert vijfenveertich.
67 Hen kemelen waren vierhondert vijfendertich. Hen ezelen ses duysent seuen hondert, twintich.
68 Ende sommighe van die Princen der vaderen doen sij inden tempel des Heeren ghingen, die te Ierusalem is hebben vrijwillichlic gheoffert in des Heeren huys om dat op te timmeren in sijn plaetse.
69 Na hen vermoghen hebben sij ghegeuen die costen des wercs eenenveertich duysent gulden pennighen, ende vijf duysent ponden siluers, ende hondert Priesterlijcke clederen.
70 Aldus hebben ghewoont die Priesters ende Leuiten ende sommighe vanden volcke, ende die sanghers, ende die doerwaerders ende die Nathineen in hen steden, ende gheheel Israel in haer lieden steden.	margenoot+ A margenoot+ B margenoot+ C margenoot+ D

Vorige Volgende

Dat .ij. Capittel.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

50

51

52

53

54

55

56

57

58

59

60

61

62

63

64

65

66

67

68

69

70