Gezangen voor kinderen en jonge lieden(1804)–Anoniem Gezangen voor kinderen en jonge lieden– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] De nederige 'k Ben dankbaar voor 't verstand aan mij geschonken.... 'k Bezef zeer klaar, dat ik verstaa en denk. Maar zou die gift tot hoogmoed mij ontvonken. Ik trotsch zijn? - Hoe! Waarop? Op een geschenk? Doch dat geschenk, zoo groot; door God gegeven, - Helaas! één val - één stoot berooft me 'er van. En is 't verstand geen gift, zoo zeer verheven, Dat geene gaaf 't ooit overtreffen kan. [pagina t.o. 72] [p. t.o. 72] [pagina 73] [p. 73] Hoe zou dan trots mijn jonge borst doen zwellen, Om vlugtige eer, - een waterbel gelijk. Of zou 'k me iet groots, om schat of afkomst tellen, Maar menig dwaas is immers groot of rijk. Zou mij een kleed misschien tot hoogmoed wekken? Een nietig kleed, schoon stijf van zijde en goud; Dat mooglijk ras een ander aan zal trekken, Door mij en elk als dwaas of snood beschouwd. Maar 't blinkend schoon van aangezigt en leden....! ô Teedre roos, die weinig uuren prijkt, En na één dag verwelkt, in 't stof vertreden.... Ik voel te klaar, hoe Schoonheid u gelijkt. [pagina 74] [p. 74] Verdienen sterkte en forsche ligchaamskrachten, Misschien, dat zich de mensch daarop verhef. Eén koortsje.... en hij, dien allen Herkles achten, Ploft neêr - en sterft. - Vernederend bezef! Maar trots op Moed en Deugd, herhaald gebleeken, Herhaald betracht.... Neen! valsche beelden! wijkt: Eén zwakke vlaag; de Moed is ver geweken.... Verleiding lonkt.... en onze Deugd bezwijkt. Op niets, ô God! verhef zich dan ons harte, Dat hoogmoed nooit den zwakken mensch verleid'. Maar dat hij, steeds bedaard in vreugd en smarte, U min en diene, in stille nedrigheid. Vorige Volgende