Gezangen voor kinderen en jonge lieden
(1804)–Anoniem Gezangen voor kinderen en jonge lieden– Auteursrechtvrij
[pagina 34]
| |
[pagina t.o. 34]
| |
[pagina 35]
| |
Hier rust, ô ja! in 's aardrijks schoot,
Een aantal medemenschen.
Hier liggen lijken klein en groot.
God stelde aan allen bij hun dood
De grens der aardsche wenschen.
Maar dat ons bij zo menig graf
Geen treurigheid verrasse.
God, die hier nam, was 't, die eens gaf.
Hier vall' dan 's levens bloemkrans af.
De mensch vergaa tot assche.
| |
[pagina 36]
| |
Maar in de lente word het zaad
Betrouwd aan 't hart der aarde:
Dat zaad, schoon 't voor ons oog vergaat,
Spruit op tot tarw, die 't veld beslaat,
Zo rijk in tal en waarde.
Zou God, wien zelf geen korrel graan
In d'akker is verborgen,
Den mensch in 't graf niet gadeslaan?
Zou daar de mensch geheel vergaan?
Neen! God blijft voor hem zorgen.
| |
[pagina 37]
| |
Schoon hier de zaadschel heenen waait,
En zelfs geen spoor laat merken.
Dit's de akker door God zelf bezaaid.
Eenmaal herleest de mensch, en maait
De vruchten zijner werken.
|
|