hem waren uitgenodigd), maar dat hij het zelfs niet beneden zijn waardigheid had geacht het klad op te stellen van de uitnodigingsbrief voor de Koninklijke Vlaamse Academie, die door de Voorzitter en de Schrijver zou ondertekend worden: het klad in Gezelles handschrift bleef bewaard. Bewaard bleef ook een door Gezelle verbeterde en aangevulde gedrukte tekst met het programma van ‘Kortrijk-kermesse’ van 1895 (zaterdag 17 augustus - zondag 25 augustus), ter gelegenheid waarvan op maandag 19 augustus het De Haerne-monument werd onthuld. Voor 25 augustus was reeds in de gedrukte tekst een ‘prachtig vierwerk, door Rom. Gezelle’ voorzien, maar voor 20 augustus schreef Guido bij het programmapunt ‘Verlichting van Overleie’ met de hand bij: ‘en vierwerk door Heer R.G.’. De rekening die Romaan, reeds op 20 juli en in het Frans, naar de heer G. Van Daele, de secretaris van het feestcomité, stuurde als antwoord op de op 27 juni gedateerde bestelling van een vuurwerk van 1000 fr., wordt in hetzelfde archief bewaard.
Over de hierboven reeds vermelde viering van het zilveren pastoorschap van De Hulsters voorganger, E. De Haene, op 14.2.1893, lezen we in de Gazette van Kortrijk van 12.2.1893: ‘Te Wevelghem wordt er Vastenavond groote feeste gevierd voor 't vijf en twintigste verjaren van M. Dehaene zijne benaming als pastoor van die parochie: Prachtige stoet, veel muziek, schitterende verlichting en groot vuurwerk: niets en zal er te kort zijn. Als het maar schoon weer en is!’ Of Romaan dit vuurwerk ook toegewezen kreeg, is niet zeker, wel waarschijnlijk, maar zijn broer had, zoals gezegd, er de gelegenheidsrijmen voor opgesteld. We vinden ze in Baurs Gelegenheidspoëzie (dd. 3, 759 v.). Ze verschenen, niet ondertekend, in Biekorf van 1893, blz. 112: één lang (3 × 6 rr.) op naam van de schoenmaker en aan diens werk aangepast, en twee kwatrijnen helemaal in de geest van de 16 voor de opvolger van De Haene.
Hier volgen, door ons genummerd, deze 16 opschriften, in de maand augustus van dat jaar voor Arseen De Hulster geschreven en op een allesbehalve onberispelijke wijze in de Gazette van Kortrijk opgenomen.
Wie - zoals aanvankelijk ook wij - wegens het niveau van sommige van deze teksten, vragen heeft i.v.m. het auteurschap, herinneren we eraan dat Gezelle het in 1893 bijzonder druk had met de delen 3 en 4 der 2de uitgave van zijn verzamelde gedichten, en met de afwerking van Tijdkrans, die eind 1893 zou verschijnen. Hij maakte tijdens die zomermaanden zeer weinig verzen. Het moet ons dan ook niet verwonderen dat hij de publikatie van deze tekstjes niet met de gewone zorg heeft gevolgd.
Om verdere twijfels weg te nemen herinneren we er ook nog eens aan dat Gezelle in 1891 de spreuken voor Laurentius De Hulster schreef