Gezelliana. Jaargang 13
(1984)– [tijdschrift] Gezelliana (1970-1986)– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |
P. Couttenier
| |
2Het is bekend dat er in het werk van Gezelle, die in zijn denkwijze zo beïnvloed is geweest door het Engelse intellectuele leven, zeer weinig sporen zijn terug te vinden van John Henry Newman (1801-1890), nochtans een van de boeiendste persoonlijkheden uit de Engelse 19e-eeuwse kerkgeschiedenis, eerst als ‘scholar’ en inspirator van de Anglo-katholieke richting binnen de Engelse Kerk (Oxford Movement) en na 1845, als bekeerd, profetisch woordvoerder van het katholicisme aldaar. Een onbevangen en vrijmoedige geest die echter (daarom wellicht) door wantrouwen en mislukkingen dikwijls tot defensie werd verplicht (cfr. zijn Apologia pro Vita Sua, 1864). Deze omstandigheden (en vooral de houding van de kerkelijke autoriteiten) kunnen wellicht mee verklaren waarom Gezelle Newman ‘bewonderd, maar toch weinig in zijn werk betrokken’ heeftGa naar voetnoot(1), | |
[pagina 107]
| |
terwijl dit wél het geval is geweest met anderen die evenwel in hetzelfde ‘geestelijk klimaat’ thuishoren: Faber, Neale en KebleGa naar voetnoot(2). In tegenstelling tot wat bij de eerste Gezelle-biografen wel eens te lezen valt, zijn er tussen Gezelle en Newman geen rechtstreekse kontakten geweest; er zijn geen brieven, geen bezoekenGa naar voetnoot(3). Nochtans moet de anglofiel Gezelle Newman gevolgd en al vroeg gelezen hebben. In zijn biografie haalt Walgrave in dit verband een geschreven getuigenis van H. Van Doorne aan: ‘Hij (Gezelle) las geern Wiseman, nog liever Newman en Faber, van wier namen hij sprak als symboliek van hunnen aard: de Wijze Man, de Nieuwe Man, en de Werker’Ga naar voetnoot(4). We kunnen aannemen dat zoiets in Roeselare (nog) kon, maar, nog eens, in Gezelles werk zijn geen expliciete aanwijzingen van of verwijzingen naar Newman terug te vinden.
Uit het volgende zal blijken dat Gezelle inderdaad vertrouwd was met het werk van Newman. Uit een briefje van J. Algar (uit Roeselare, op 18 februari 1879) blijkt dat Gezelle het plan heeft opgevat iets van Newman te vertalen. Dat de priester en dichter Gezelle het in 1879 aandurft met de (ook in Vlaanderen) controversionele Newman naar buiten te treden, is wellicht niet vreemd aan de rehabilitatie die Newman in de jaren 1878-79 te beurt viel (Newman zou in mei '79 het kardinaalschap ontvangen). In ieder geval heeft Gezelle in dit jaar ‘plannen’ met Newman. Uit de woorden van Algar kunnen we begrijpen dat Gezelle om minder bekende werken van hem heeft gevraagd: I send the Dream of Gerontius for which I wrote to England. You will do very well to translate it. I see that it is now at its 13th Edition, so that it is growing slowly into the body of English literature. It is worth all Longfellows' works put together; and is the most Dantesque poem in the language [.] | |
[pagina 108]
| |
Een enthousiaste Algar aan het woord; eerder ongewoon is dat, omdat de flegmatische Algar soms zeer realistisch of zelfs sceptisch reageert op Gezelles bekende plannenmakerij. Het boekje dat hij, blijkbaar op vraag van Gezelle, als geschenk voor zijn naamdag opstuurt, is inderdaad J.H. Newmans The Dream of Gerontius, een lang (ca. 900 vv.) episch-dramatisch gedicht uit 1865, sterk didactisch van karakter en met contemplatieve inslag. Het is een werkje van de oudere Newman, geschreven in de polemische sfeer van de Apologia, en het zou, naar eigen zeggen, het resultaat zijn van een persoonlijke visionaire ervaring van de dood. Het ligt in de lijn van Newmans bekende memorandum van maart 1864Ga naar voetnoot(6). Het geheel is een vorm van religieus realisme op zijn best, maar ook niet méér: het geeft op realistische wijze een droom van een stervende oude man weer die we als lezer volgen van sterfbed tot oordeel, dit alles in een theologisch verantwoorde optiek. Door dit eschatologisch karakter ligt het in de lijn van de middeleeuwse traditie van de visioenenliteratuur. De klassicistische opbouw herinnert aan de Griekse tragedie: de ogenblikservaring wordt over 7 ‘hoofdstukken’ episch verlengd in een afwisseling van monologen, actie en koren (o.a. de hymnen ‘Praise to the Holiest in the height’ en ‘Firmly I believe and truly’, die een zekere bekendheid verwierven). Als geheel vormt het een soort officie van de begrafenisdienst, waardoor het gedicht vooral liturgisch wordt genoemd: ‘The dream is a rare poetic rendering into English verse of that high ritual which, from the death-bed to the Mass of supplication, encompasses the faithful soul’Ga naar voetnoot(7). Hier en | |
[pagina 109]
| |
daar wordt de ervaring van het sterven (als een hergeboorte) vrij overtuigend verwoord, zoals hier bij de aanvang van deel 2: Soul of Gerontius.
I went to sleep; and now I am refreshed.
A strange refreshment: for I feel in me
An inexpressive lightness, and a sense
Of freedom, as I were at lenght myself,
And ne'er had been before. How still it is!
I hear no more the busy beat of time,
No, nor my fluttering breath, nor struggling pulse;
Nor does one moment differ from the next.
I had a dream; yes: - some one softly said
‘He's gone;’ and then a sigh went round the room.
And then I surely heard a priestly voice
Cry ‘Subvenite;’ and they knelt in prayer.
I seem to hear him still; but thin and low,
And fainter and more faint the accents come,
As at an over-widening interval.
Ah! whence is this? What is this severance!
This silence pours a solitariness
Into the very essence of my soul;
And the deep rest, so soothing and so sweet,
Hath something too of sternness and of pain.
For it drives back my thoughts upon their spring
By a strange introversion, and perforce
I now begin to feed upon myself,
Because I have nought else to feed upon. -
Maar voor de rest bezit de tekst te weinig aanknopingspunten om het gedicht meteen ‘dantesk’ te gaan noemen, ook al wordt Dante's Divina Commedia herhaaldelijk in verband met Newmans Dream genoemd. De talrijke herdrukken geven wel een idee van de toenmalige populariteit in het katholieke deel van Engeland. Algar geeft hiervan getuigenis. De waardering was vooral gebaseerd op de didactische kracht van het stukje predikantenpoëzie. Newmans sermoenen bezitten overigens een sterker poëtisch elan dan zijn (beperkt) strikt poëtisch werk. In dit opzicht mag even aan het volgende worden herinnerd: ‘Les écrits de Newman ont le caractère spécial de n'avoir jamais visé une fin littéraire. Newman n'a | |
[pagina 110]
| |
pas écrit pour écrire, il a écrit pour servir’Ga naar voetnoot(8); en ‘s'il est poète dans ses sermons, c'est sans le vouloir, mais s'il est didactique dans ses poèmes, c'est en le sachant et en le voulant’Ga naar voetnoot(9). Overigens achtte Newman het poëtisch werk in contradictie met zijn eigenlijke opdracht (cfr. een brief van hem aan R.H. Hutton uit 1879). De problematiek is bekend (denken we aan Hopkins), én interessant als we Gezelle ook in 1879 bezig zien met een poging tot vertaling van de aanhef van Newmans ‘droom’: het werd een onvoltooide droom, en misschien heeft het gesignaleerde eigen karakter van Newmans poëzie hiermee te maken. Wellicht kon de dichter toch niet opschieten met de predikant. | |
3The Dream of Gerontius werd enkele keren in het kader van de renouveau van Newman alhier omstreeks 1930-1940Ga naar voetnoot(10) vertaald: door J. Heyrman in 1923 (in DWB, 1923, p. 1065-1107), door een zekere Elckerlyc in 1947 (Brugge-Brussel, De Kinkhoorn) en door Newman-vertaler A. Pompen (als bijlage in een vertaling van Newmans Meditaties en godvruchtige oefeningen, Bussum, 1955). De vergelijking met Gezelles poging tot vertaling is veelzeggend. Bij de latere vertalingen stellen er zich geen vertaalproblemen: het is er telkens te doen om het bekend maken van de gedachteninhoud (de ‘verheven gedachten’, Elckerlyc). De didactisch functie (consolatio) en de theologische betekenis staan centraal. Waar de poëtische vertaling tekortschiet (de ‘bekoorlijkheid van Newman's woordkunst’, idem) wordt dit gecompenseerd met de overtuiging dat in dit geval de ideeën des te beter tot hun recht komen; de lezer weze ervan overtuigd dat het om die gedachte gaat, niet om literatuurGa naar voetnoot(11). Literatuur | |
[pagina 111]
| |
staat hier blijkbaar in concurrentie met religie, een gegeven dat ons niet onbekend isGa naar voetnoot(12).
In maart 1879 vat Gezelle zijn geplande vertaling blijkbaar helemaal anders op: zijn aandacht gaat in de eerste plaats naar taal, tekst en poëtische zeggingskracht. Vooral dàt blijkt nogal wat problemen te hebben gesteld. Jesu, Maria - 'k ben de dood nabij is een (moeizame) poging van Gezelle om de eerste monoloog naar zijn hand te zetten. Wat de vertaler vóór hem liggen had, was het volgende: Gerontius
JESU, MARIA - I am near to death,
And Thou art calling me; I know it now.
Not by the token of this faltering breath,
This chill at heart, this dampness on my brow, -
5[regelnummer]
(Jesu, have mercy! Mary, pray for me!)
'Tis this new feeling, never felt before,
(Be with me, Lord, in my extremity!)
That I am going, that I am no more.
'Tis this strange innermost abandonment,
10[regelnummer]
(Lover of souls! great God! I look to Thee,)
This emptying out of each constituent
And natural force, by which I come to be.
Pray for me, O my friends; a visitant
Is knocking his dire summons at my door,
15[regelnummer]
The like of whom, to scare me and to daunt,
Has never, never come to me before;
'Tis death, - O loving friends, your prayers! -
'tis he!...
As though my very being had given way,
As though I was no more a substance now,
20[regelnummer]
And could fall back on nought to be my stay,
(Help, loving Lord! Thou my soul refuge, Thou,)
And turn no whither, but must needs decay
And drop from out this universal frame
Into that shapeless, scopeless, blank abyss,
| |
[pagina 112]
| |
25[regelnummer]
That utter nothingness, of which I came:
This is it that has come to pass in me;
O horror! this it is, my dearest, this;
So pray for me, my friends, who have not
strenght to pray.
De bewuste autograafGa naar voetnoot(13) toont de vertaler aan het werk. Het is één zoeken en aftasten van mogelijkheden. Vanaf v. 3 plaatst Gezelle soms twee mogelijke vertalingen parallel in afwachting van een definitieve keuze. Die is er blijkbaar niet gekomen, en de autograaf toont slechts de aanzet. Interessant is evenwel die zoektocht in kaart te brengen met volgende transcriptieGa naar voetnoot(14):
Ga naar margenoot+ Jesu, Maria - 'k ben de dood naby
Ga naar margenoot+ verwacht al ik wete
En gy ge roept my ik beken het nu
nu weet ik het
Ga naar margenoot+ niet by 't bedied des kranken asemtoch[t]s
't gebrek des adems
niet dat 't vermaan den kranken asem zy
Ga naar margenoot+ noch koude aan 't [herte] noch gedampte
noch nochte
dees koelend-herte dezen brauw genet
Ga naar margenoot+ Jesu ontferm Maria bid voor my
Ga naar margenoot+ dit <nieuw> gevoel is t nooit gevoeld voorheen
| |
[pagina 113]
| |
Geronlius
Ga naar margenoot+ sta by my Heer in myn
o Heer sta in myn laatsten nood my by
sta Heer my in my[n] - stonden by
Ga naar margenoot+ reeds <ben> voorby
dat ik verscheidend en dat { ga van hier getreên
dat ik verscheidend en dat { <ik>
Ga naar margenoot+ 't is 't wonder van dat innerlykst verlaten zyn
Ga naar margenoot+ O Groote God O ziel beminner 'k zie naar U
Ga naar margenoot+ 't is 't ydelen uit end uit van al de kracht
Ga naar margenoot+ des samenstaanden levens
my te leven doet
die 't leven samenhoudend doet dat ik ben
Ga naar margenoot+ Mijn vrienden bid voor my{ <'t> bezoekt my een
Ga naar margenoot+ Mijn vrienden bid voor my{ <daar>
Ga naar margenoot+ die klopt en maant vereend myn deur omtrent
Ga naar margenoot+ wiens weerga my te schrikken
Ga naar margenoot+ nooit voor dezen dag my koos
Ga naar margenoot+ te schrikken en te ontstellen
Ga naar margenoot+ dat inverlaten zyn
't is 't wonder van die innigste verlatenheid
Ga naar margenoot+ late
U zielbeminner groote God vertrouw ik mij
Ga naar margenoot+ dat ydelen uit end uit
Het is dit ydel zyn van elke hoedanig
V. 3: bedied: teken, betekenis (E.: token); asemtocht: ademhaling / v. 4: gedampte: (coll.) damp; brauw: wenkbrauw; genet: ge- (als voorvoegsel ter aanduiding van een voortdurende werking, cfr. gehuil), net (netten: nat maken): genet betekent zoveel als getraan / v. 8: verscheidend: stervend / v. 14: maant: vermaant, dreigt; vereend: angstig (De Bo: benauwd, met naren schrik bevangen. Hij is vereend van de dood) / v. 15: weerga: wederga, gelijke; wiens weerga = E. The like of whom.
De becijfering die we in de rand aanbrachten laat ons toe Gezelles vertaalwerk met het origineel te vergelijken. Gezelle trachtte naar een nieuwe tekst met omarmend rijm toe te werken; hij probeert hiervoor verschillende | |
[pagina 114]
| |
[pagina 115]
| |
mogelijkheden (bv. van de herschrijving van v. 2, nu weet ik het, naar die van v. 4, brauw genet). Tot v. 8 lukt dit min of meer, maar vanaf v. 9 ontstaan er moeilijkheden. Het origineel wordt gevolgd tot v. 15-16. Dan begint Gezelle een tweede poging vanaf v. 9 (9b tot 11b), maar dit vlot evenmin. Bij 11b geeft hij het op. Rekening houdend met de intenties van de vertaler in een poging om van het origineel een leesbaar poëtisch geheel te maken, herschrijven we de transcriptie tot een gereconstrueerde, ‘intentionele’ tekst, ook al beseffen we het riskante van zo'n onderneming: 1[regelnummer]
Jesu, Maria - 'k ben de dood nabij
en gij verwacht mij al, nu weet ik het.
Niet dat 't vermaan 't gebrek des adems zij
noch koude aan 't herte, nochte brauwgenet,
5[regelnummer]
(Jesu, ontferm, Maria, bid voor mij,)
dit nieuw gevoel is 't, nooit gevoeld voorheen,
(sta, Heer, mij in mijn laatste stonden bij,)
dat ik, verscheidend, ga van hier getreên;
't is 't wonder van die innigste verlatenheid,
10[regelnummer]
(U zielbeminner, groote God, verlate ik mij,)
dit ijdel zijn van elke hoedanig[heid]
die, mij tesamenhoudend, leven doet.
Mijn vrienden, bid voor mij, 't bezoekt mij een
die klopt en maant vereend mijn deur omtrent
15[regelnummer]
wiens weerga, te schrikken en te ontstellen
nooit voor dezen dag mij koos
[na 18.3.1879]
(onvoltooid)
V. 3: vermaan: waarschuwing / v. 4: nochte: (idem voor) noch, (vgl. ofte voor of); brauwgenet: (door ons aan elkaar geschreven, en betekent): getraan (z. hoger) (aan de) wenkbrauw (cfr. E. dampness on my brow), wenkbrauw-getraan / v. 3-6: Niet dat hiervoor (nl. de nabijheid van de dood) het ademtekort een waarschuwing zou zijn, noch kou aan het hart, noch gehuil, maar dit nieuw gevoel is 't dat mij waarschuwt (nl. van het afsterven) / v. 8: verscheidend: stervend / v. 9: 't is 't wonder... (volgt parallel op dit nieuw gevoel is 't uit v. 6) / v. 10: U = op U / v. 11: ijdel: ledig / v. 11-12: leeg van elke hoedanigheid (E.: constituent) die mij samenhoudt en doet leven / v. 13: 't bezoekt: er bezoekt; een = iemand / v. 14: die bij mijn deur angstig (vereend) klopt en dreigt (maant) (E. knocking his dire summons at my door) / v. 15: (om mij) | |
[pagina 116]
| |
te schrikken en te ontstellen / v. 15-16: wiens weerga mij nooit koos vóór vandaag. We stipten de y uit de autograaf overal zelf, uitgenomen in 10b. We plaatsten komma's in v. 2, 4 (tweemaal), 5 (viermaal), 6 (tweemaal), 7 (driemaal), 8 (tweemaal), 9, 10 (driemaal), 12 (tweemaal), 13 (tweemaal), 15, een kommapunt in v. 8 en een punt in v. 2 en 12. Zoals in de Engelse tekst maakten we met behulp van haakjes duidelijk dat het in de verzen 5, 7 en 10 om tussenzinnen gaat, ook al komen die op de autograaf niet voor.
Het gevaar van een dergelijke reconstructie is natuurlijk dat nu de indruk van een min of meer geslaagde vertaling wordt gewekt. De aarzelingen en gissingen van de autograaf zijn verdwenen. Anderzijds wordt het geheel leesbaar en we kiezen uit de varianten met de bedoeling de intenties van de vertaler tot hun recht te laten komen.
Wat er ook van zij, Gezelles ‘droom’ is onaf. En ook al verzekert Algar in zijn briefkaart aan Gezelle dat Newmans Dream of Gerontius ‘is worth all Longfellows' works put together’, de vertaler Gezelle zou toch naar Longfellows Hiawatha terugkeren. Een maand voordien had Algar zijn vriend overigens al uitgebreid geschreven over een gepland voorwoord bij de vertaling ervan (brief dd. 9.2.1879). Op initiatief van E. Lauwers zou die vertaling ook tijdens de zomer van 1879 weer (stilaan) op gang komen. Newman werd, voorzover wij weten, nooit meer opgenomen. |
|