gedicht zo volkomen vergeten, dat er tussen mij en dat gedicht een soort unio mystica ontstaat. Wat is dan het verschil met Gezelle?
Een gedicht bestaat uit vorm en inhoud. De vorm bestaat uit klank (metrum, ritme, rijm, maar ook de akoestiek van ieder woord afzonderlijk) en beeld (vergelijking, metafoor, trope, kortom alles wat het netvlies prikkelt). Schematischer kan ik het niet voorstellen, of ik heb het over een televisietoestel.
Ik lees poëzie om beelden te vinden. Ik spits mijn oren bij het woord als, dat de omhelzing aankondigt van dingen die in de werkelijkheid gedoemd zijn tot distantie. Iedere vergelijking is een amourette, die twee dingen (of in elk geval twee woorden) uit hun eenzaamheid verlost.
In het gedicht De kobbe raakt een bij in een spinneweb verstrikt (een ‘kobbe’ is een Westvlaamse spin):
Vrouw kobbe, op heur bureel, verwittigd al te wel,
per spreekdraad even snel,
komt kijken uit heur holleken.
Dat is een bijna anachronistisch beeld van de vraatzuchtige spin als zakenvrouw, het web als telefoonnet en de bij als business (het is zelfs een omkering avant la lettre van een modern cliché: de manager als spin in het web van zijn belangen). Maar anders dan bij Achterberg is een dergelijke plastische vergelijking bij Gezelle een uitzondering. Zijn poëzie lijdt aan beeldarmoede. Zijn verzameld werk is een orkestbak van de natuur, een partituur voor metafysische koorzang, een verruwprachtig hoortoneel: da capo. De taal kan moeilijk muzikaler zijn dan Gezelle haar heeft gemaakt (en voor iedere Franstalige die het Nederlands dat hij te lui is om te leren ‘lelijk’ noemt, zal ik De vlaamsche tale citeren tot zijn door vooroordelen verstopte oren opengaan). O, ik bewonder de ‘zuivere poëzie’ van Tokt op eene ijdele ton ton ton, die Gezelle een eeuw voor Oote oote boe boe schreef. En ik neem mijn hoed af voor de abstracte schoonheid van 't Er viel 'ne keer, een gedicht waarmee hij honderd jaar later de Johannes de Doper van Faverey zou blijken te zijn. Maar beelden! In zekere zin gaat Gezelles poëzie mank aan haar eigen muzikaliteit.
Aan het gevoel van historische identiteit dat de Vlamingen aan Conscience te danken hadden, voegde Gezelle een gevoel van taalkundige eigenwaarde toe, - misschien heeft het feit dat hij het Vlaamse zelfbewustzijn uit zijn eeuwenlange slaap heeft helpen