Geuse lietboeck, waer in begrepen is den oorspronk van de troublen der Nederlantsche oorlogen, en het gene daer op gevolght is
(1683)–Anoniem Geuzenliedboek– AuteursrechtvrijOp de Wijse: Bommelken bom.Hoort mans en vrouwen dit verklaren
't Is u bekent,
Hoe Albartus ginck vergaren
Al voor Oostent.
Den vijfden Iuly is getogen
Seer exelent,
Haer Vaendels inde duyne vlogen
Al voor Oostent.
Hy beloofden 't lant na zijnen zinnen
Seer exelent,
Ick sal 't op sint Iacobs dagh winnen
Die stadt Oostent.
Ontrent seven hondert kloten,
't Is wel bekent
Op een dagh met kartouwen geschoten,
Al na Oostent.
Hondert en dertigh duysent ballen
O schoten jent,
| |
[Folio 101v]
| |
Heeft hy tot nu toe laten vallen
Al op Oostent.
Ick heb geschoten wel dertigh weken
Seer wel bekent,
Ick sieder soo menigh kogelken steken
Inde wallen Oostent.
Sy hebben met veel verraderijen
Alst is bekent
Gesocht met veel schelmerijen
Te krijgen Oostent.
Des maendaghs na drie Koningen
't Is wel bekent,
Doen meenden hy na zijnen zin
Te winnen Oostent.
Drie stormen ginck hy lustigh wagen
't Is wel bekent,
Ons volck hebbense af geslagen
Al uyt Oostent.
Dit stormen duerden haest drie uren
Met groot torment,
Ons volck sloegense sonder treuren
Weer uyt Oostent.
Sy meenden inde stadt te blijven
Seer excelent,
Men sagh die Specken ter Zee-waert drijven
Al van Oostent.
Ons volck haer op die ouw' stadt lieten
Zeer excelent,
Met grof geschut onder haer schieten
Al uyt Oostent.
Wy moeten haer noch leeren krijgen
Seer excelent,
Die Specken saghmen ter Zee-waert vliegen
Al voor Oostent.
Ontrent by vijf-en twintigh hondert
Of daer ontrent,
Zijnder gebleven, sy waren verwondert
| |
[Folio 102r]
| |
Al voor Oostent.
Daer sijn gebleven twee Gouverneuren,
Seer wel bekent,
Met vier Cornellen die moesten treuren
Al voor Oostent.
Die van Sluys die is om 't leven
't Is wel bekent,
Die van Antwerpen is gebleven,
Bidt voor Oostent.
Kruyt en loot dat wy haer schoncken
Zeer excelent,
Daer zijn ses hondert Specken verdroncken
Al by Oostent.
Ons Volck die betaeldese algaren,
Zeer excelent,
Die aenden Koninck ten achteren waren,
Al voor Oostent.
Nu hebben ons Heeren en vrome Staten
Dat is bekent
Veel boots-gesellen en soldaten
Gesonden 't Oostent.
Daer sal nu alle vierendeel Iaren
Zeer excelent
Altijdt verversinge van volck in varen
Al in Oostent.
My dunckt waer hy daer van met eeren
Uyt dat ellent
Hy sou niet lichtelijck komen weere
Al voor Oostent.
Hy riep seer deerlijck om hulp aen Lieven,
O Standaert van Gent,
Komt my te baet waer mooght ghy blijven,
Al voor Oostent
Lieve zey ick hebt verswooren,
Adieu Oostent,
Ons hooft is groot men brant daer hooren
Wy blijven te Gent.
| |
[Folio 102v]
| |
Al is Albertus opgeblasen
Dien Ian van Gent,
Nu krijght hy 't niet al sou hy rasen
Met Godt Oostent.
En bidt oock met een vast vertrouwen
Dits mijnen wins,
Voor Graef Mauritius van Nassouwen,
En de jonge Prins.
En oock voor de Staten der Landen,
Bidt al dat leeft,
Datse Godt nu goet verstanden
En wijsheyt geeft.
En oock die soo trouwelijk vechten
Met goet raet wijs,
Die vrome Ruyters en kloecke knechten,
Godt geeft haer prys.
Oorlof aen arm ende Rijcken
Bidt Godt bekent,
Dat den vyant met schanden moet wijcken
Al van Oostent.
|
|