Geuse lietboeck, waer in begrepen is den oorspronk van de troublen der Nederlantsche oorlogen, en het gene daer op gevolght is
(1683)–Anoniem Geuzenliedboek– AuteursrechtvrijOp de wijse van den 79 Psalm, De Heydenen zijn in u erfdeel &c.De Geusen zijn, in Bommelerweert gevallen
Sy hebben mijn, ontnomen met haer allen,
Een huyse schans, en daer toe sterck van mueren,
't Is een quae kans voor my die 't moet besueren
Want met dees schans seer fel, meent ick te winnen 't spel
Sulck was oock al mijn meening, maer nu ist al krakeel
Want nullo is mijn deel, 't welck my brenght in verkleeningh.
Om dat Nassou, als een stout Helt bevonden
Holland getrou, Wil zijn tot allen stonden,
Die met gewelt, Mijn volck daer quam bestrijden,
Welck my seer quelt, Nochtans moet ik het lijden:
Ick wilde wel voorwaer, dat dese schans aldaer
Noyt en ware begonnen, Want 't spel heb ick gerockt,
Maer den Geus seer verstockt, die heeftet afgesponnen.
Gantsch seer onstelt, Zijn nu mijne papisten,
Dat sy haer gelt, daer aen ginghen verquisten,
Maer 't meeste spijt, Het welk my seer gaet storen
| |
[Folio 91v]
| |
Dat ick 't verwijt, van alle man moet hooren:
Ist burger ofte boer, Elck een maeckt groot rumoer,
Ick en weet schier wat maken, mijn krijgsvolck ongefaelt
Dat wil oock zijn betaelt, den krijgh magh ick wel staken.
Och nu is al, Mijnen moet gans verlooren:
Ick ben ter pal, Och was ick noyt geboren:
Al mijn betrou, dat is mijn afgeweken,
Die Schansen bou, In Vlaenderlant gestreken
D'een schans heet Filippijn, d'ander patiency fijn
Mijn fortres sterck van mueren, Vlaenderlant is nu geschent,
Nieupoort, Brugh ende Gent, Mogen dat wel besueren.
Mijn vreugt verdwijnt, couragie loopt verloren,
Maer siet het schijnt, Ick bender toe geboren:
Ick heb den strick, voor een ander gehangen,
Maer nu ben ick, daer selver in gevangen:
Och wat sal ick gaen doen, 't Hert smelt my inde schoen,
Door angst ben ick verslagen, elck roept met vollen krop
De klap-muts moet haesop, wie duyvel soud 't verdragen.
Mijn leve dagh, Geen meer verdriet mag sporen
Ick heb de slagh, In Vlaenderlant verloren,
Mijne macht saen, die is my nu ontnomen,
Ick magh wel gaen, Al na de Paus van Roomen
Met heeren menigfout, verslagen jonck en out,
Dat mach ick wel beklagen, somma op dit termijn
Isser wel drie dosijn, Gevangen en verslagen.
O gulde Iaer, Sijn dit u schoone vruchten,
Dat ick dus swaer, in groot verdriet moet suchten
| |
[Folio 92r]
| |
Moet ick alleyn, Dit kruys noch langh be-erven,
Ick ducht certeyn, Dat ick 't noch sal besterven:
Help my o Paus propijs, Help Cardinalen wijs
Help ook Bisschoppen mede, help Abten algelijck
Help ghy Prelaten rijk, help my in sulcke stedeb'n.
Help Iacobijns, Help oock ghy Iesuwijten,
Help Augustijns, Help al ghy Carmelijten,
Help oock Prioors, Help Paters hoog verheven
En ghy Pastoors, Help nichten ende neven,
Help Minnebroeders groot, Help oock Cathuysers bloot,
Help Nonnen wilt u rassen, Help Paep en Coster
Help Monnick ende Bagijn, Of 't verloopt al in d'assen.
|
|