Geuse lietboeck, waer in begrepen is den oorspronk van de troublen der Nederlantsche oorlogen, en het gene daer op gevolght is
(1683)–Anoniem Geuzenliedboek– AuteursrechtvrijOp de Wijse, vanden sesten Psalm, Wilt my niet straffen Heere.Schaemt u nu Brabant seere,
Vlaend'ren oock, vol oneere,
Vol Afgoderye blent,
Iesuyten Capucijnen,
Voldoenders, leelijke swijnen,
Vol woont u Logement.
Noch hebdy menigh beeste
Genoegh in u Foreeste,
Met meenigh leelijck dier,
Bisschoppen, Prosten, Papen,
Die daer soo geerne slapen
By Vroukens met playsier.
Abten met dicke balgen,
Die vande spijse walgen,
Paters vol overdaet,
Die met Nonnen boeleren,
Haer kinders massacreren,
'T welck is noch 't meeste quaet.
Canoniken en Satrosen,
Doet ghy de kaken blosen,
Menigh vreemt Paep in 't kot,
Voor al dees Bels dienaren,
Moet ghy slaven en sparen,
En eertse noch als Godt.
Noch hebdy die vier Oorden,
Gegort met kennip-koorden
Die ruymen de schappray
| |
[Folio 85v]
| |
Met malkander zy leven,
Dat grouwelijck is om beven,
Als die van Sodoma.
Kanonicken gaen ter Kercken
Vet als gemeste Vercken,
Al warent Ionckers eel,
Met hoeren sy huys houwen,
Niet met getrouwde vrouwen,
Maken Bastaerden veel.
Men siet met groote hoopen
Die Papen-hoeren loopen
By de bonet vyer-kant,
Voor bieght, begraven trouwen,
Moet ghy die leuy Rabbouwen
Gelt geven inde handt.
U geveynsde voldoenders,
Die gaen als mager hoenders
Vol van hypocrizy,
Al dat boose gebroetsel
Geefdy al 't samen voetsel,
Sijnde vol Tyranny.
Dees geesteloose dieven,
Hebben naer hun believen
Haren aert daer volbracht,
Aen een van Christus leden
Tot Brussel inde steden,
Die zy hebben versmacht.
Veel Nonnen-Kloosters rijcke
Hebt ghy in uwen wijcke
Besloten seer expres,
Maer alleen haer Biechtvaders,
Die zijn haer lust versaders,
Die hebbender exces.
Het is onlanghs geleden
Tot Lions inde stede,
In Vranckerijck men hoort,
| |
[Folio 86r]
| |
In de Minnebroeders Kercke,
Diep onder eene Sercke,
Dochters zijn heel versmoort.
1589. in Iuly. |
|