Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend184.
| |
[pagina 138]
| |
Want den Coningh was bereyt,
Die den Paltzgrave met bescheyt
Daer toe gingh
Ga naar voetnoot23.,, En ontfingh met
zijn Heeren,
In zijn groote Heerlijckheit.
25[regelnummer]
Schoone vreucht en groot behagen
Men door de wellecomste sagh,
Maer seer haest in corte dagen
Quam droefheyt en groot geclagh,
Want den Heer in zijnen Troon
30[regelnummer]
Corts daer nae seer jonck en schoon
Wel beperelt, vander Werelt, Heeft ghenomen
Den Outsten Prins des Coninghs Soon.
Och den Coningh met propoosten,
Bedreef veel rouw en groot geschil
35[regelnummer]
Maer den Paltzgraef hem vertroosten
En seyde tis des Heeren wil,
Doen sprack den Coningh verzint
Och Paltzgraef ghy sult bemint,
Wesen schoon, mijn tweeden Soon Door dit Houwlijck,
40[regelnummer]
Van u Bruyt mijn Liefste Kint.
Die begraeffenis wy sagen,
Na dat den Prins gestorven is
Hem veel groote Heeren draghen,
Al in rou en droeffenis
45[regelnummer]
God geeft zijnder Zielen rust,
Corts daer nae heeftmen met lust
Vol virtuyt, met zijn Bruyt Gaen ondertrouwen,
Den Paltzgraef hoort dit besluyt.
In een camer boven maten,
50[regelnummer]
Schoon verciert met schoon Juweel
Daer den Coningh hoogh van staten,
Sadt in zijn stoel: zijn Heeren eel
Waren daer nae zijnen zin,
Soo quam den Paltzgraef daer in,
55[regelnummer]
Die beleeft,, onbesneeft Met zijn Princesse,
Den Coninck eer bewesen heeft.
Veel Artijckels zijn beschreven,
Daer in dese ondertrou
Den Paltzgraef moest antwoort gheven,
60[regelnummer]
Of hy oock die houden sou
In presency hoort doch eens,
Vanden Broer den jonghen Prins
Daer hy doen,, antwoorde koen, Heeft ghegeven
Sijn best altijt voor 't Landt te doen.
| |
[pagina 139]
| |
65[regelnummer]
Maer
Ga naar voetnoot65. dat dit al is beschreven,
Soo heeft den Paltzgraef voorwaer
Sijn bruyt doen de handt gegeven
Denckt eens wat een vreucht was daer
Eenen Ringh die niet ontbrack,
70[regelnummer]
Die hy aen haer Vingher stack
Tot een slodt,, onsen Godt Heeft ghesproken,
Den Predicant hout Gods gebodt.
Als d'Ondertrou
Ga naar voetnoot73. was gedane,
Sachmen dat den Bruydegom quam,
75[regelnummer]
By den Coninck dicht gegane,
Die hem in zijn Armen nam
Daer nae zijn dochter oock met lust,
Heeft hy doen drymaal gekust
Hooch ghe-eert,, vander eerdt Op geheven,
80[regelnummer]
Die Heeren riepen als vermeert.
Godt wil ons Vorst en Paltzgraef geven
Riepen al die Heeren doen
Met zijn Bruyt gesont langh leven,
En voor ongheluck behoen
85[regelnummer]
Dus sy dit wel onthout
Voor zijn Majesteyt getrout
God wil haer,, beyde gaer Wijsheyt geven,
Dat sy dat woort Gods houden claer.
Dees Bruyloft hoort mijn ghewaghen
90[regelnummer]
Sachmen daer met Godt gheschien,
Februarij veertien dagen,
Tusschen dees twee Jonge Lien,
Voor des Coninghs Majesteyt
Daer was vreuchde vol planteyt,
95[regelnummer]
Hy bemint,, dit verzint Sijn Princesse,
Als een Vader doet zijn kindt.
Die vreucht en was niet te beschrijven
Diemen sach al daer ontrent
Onder soo veel mans en wijven,
100[regelnummer]
Die daer quamen al present
Menich Trompet en Schalmy,
Speelden daer met vreuchden bly
Horens, Trom,, Luyten vroom Sachmen blasen
Van soo menich Edeldom,
105[regelnummer]
Onsen Godt die heeft besloten
Dit Houwelijck tot 'sLants welvaert,
Tusschen dees twee bontgenooten,
Och God hun doch langh bewaert
| |
[pagina 140]
| |
Voor verraet of valsche Leer,
110[regelnummer]
Bewaert haer o Godt en Heer
Dat zijt sweert,, hooch vermeert Mogen voeren,
Alsmen in haer Landen leert.
Wij loven Godt in zijnen Troone,
Voor dit Edel hooge paer
115[regelnummer]
Paltzgraef vanden Rhijn ydoone,
Met zijn Bruyt Princes eerbaer,
Die hoop ick tot 'sLandts welvaert
Sijn aldus van God gepaert,
Dat, dat saet,, haren staet mach vermeeren,
120[regelnummer]
Tot profijt des Landts en Raet.
Oorlof Prins den Heer der Princen
Onsen God gebenedijt
Wy bidden u wilt doch na winschen,
Gheven den Segen altijt
125[regelnummer]
Den Paltzgraef den jongen spruyt,
En Princes die Edel Bruyt,
Dat sy vroom,, sonder schroom Vrucht vermeeren,
Een Tack aen die Orangien Boom.
|
|