Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend
[pagina 132]
| |
182.
| |
[pagina 133]
| |
Soo den Coninck dan passeerden
Ga naar voetnoot36.
In een Straet hem recontreerden
Een Waghen met een zwaer pack
Die teghen s'Conincx Coetse stack
Ga naar voetnoot39.,
40[regelnummer]
Soo dat de Coetse bleeff staende
Een verrader daer toe gaende
Een langh mes uut zijn Bocxsen
Ga naar voetnoot42. track.
Soo sprong hy op de wielen,
Om seer deerlijck te vernielen
45[regelnummer]
Den Edelen Coninck minjoot
Met een mes affgrijsselick groot,
Die eerste steeck soomen bespeure
Ga naar voetnoot47.
Doorsneedt het vel maer deure
Aende schouder ten hadde gheen noot.
50[regelnummer]
Maer den moorder loos van treken
Heeft noch een steeck ghesteken,
Een affgrysselicke wonde diep,
Dat hem t'bloet ten monde uutliep,
Den goeden Coninck Edel Heere
55[regelnummer]
Viel in zijn Coetse neere,
Elck mensche daer seer riep.
Die Koetse ginckmen wenden
Na het Hoff met groot ellenden
Tis voorwaer een droeve Feest,
60[regelnummer]
Voor die Coninginne gheweest,
Soo haest de Coninck was ghecomen
Op zijn Hoff met groot verschromen
En soo ghaff hy zijnen gheest.
Zijn handen tesamen ghevouwen
65[regelnummer]
Zijn ooghen met betrouwen
Sloech hy na den Hemel devoot,
Alle Heeren kleyn en groot,
Zy weenden al diet saghen
Elck ginck daer seer beklagen
70[regelnummer]
Haers Conincx Hoochloffelijcker doot.
Den verrader met verstranghen,
Wert van stonden aen ghevanghen
Daer ghegrepen byden hals,
Als een Moorder loos
Ga naar voetnoot74. en vals,
75[regelnummer]
Ghepynicht sonder ghenade
Wie hem sulcks had gheraden
Om te weten bescheyt van als.
| |
[pagina 134]
| |
Seer vast in Ysere banden
Ghesloten lyff end handen
80[regelnummer]
Wert seer neerstich ondersocht,
Wie hem daer toe hadde ghebrocht,
Wat pijne men hem aendeden
Niet een Woort heeft hy beleden
Desen Moorder loos bedocht.
85[regelnummer]
Hoort hoemen hem ginck ontmoeten
Ga naar voetnoot85.
Aen zijn handen ende voeten
Ende nae des Heeren eysch,
Die Naghelen al uut zijn vleys
Met Nyptanghen ghetoghen,
90[regelnummer]
Noyt mensch en soudt ghelooven
Maer de moordenaer noyt en krees.
Doe heeftmen hem gaen ontkleeden
Ga naar voetnoot92.
Al zijn vinghers affghesneeden
Geschroeyt met gloeyent yseren
Ga naar voetnoot94. tou,
95[regelnummer]
Om dat hy niet dootbloeden sou,
Le Roy de France est il morte,
Dat waeren al zijn woorden
Die hy sprack voor mans en vrou.
Doe moest hy den doot besueren,
100[regelnummer]
Met vier Paerden te verscheuren,
Dat was zijn sentency wreet,
Dese moordenaer noyt en kreet:
Die Scherp-rechter sonder smarte
Nam zijn verraders harte
105[regelnummer]
Levendich hem int aensicht smeet.
Dus schandelick is hy ghestorven
Wat heeft hy nu verworven?
Dan zijn vleys en bloet ghequelt,
En zijn lyff in perijckel stelt
Ga naar voetnoot109.,
110[regelnummer]
Zijn vrienden tot smaet en schanden
Tot verwijt in alle Landen,
Int verraders gheslacht ghestelt.
Tis wel een deerlick klaghen
Men hoort nu alle daghen
115[regelnummer]
Niet dan droeffheyt en ellent,
Waermen hem nu keert off went:
Wy menschen zijn soo verbolghen
Elck wil de boosheyt volghen
Daerom God veel plaghen sent.
| |
[pagina 135]
| |
120[regelnummer]
Daerom laet ons met verstanden
Bidden dat den Heer ons Landen
Doch bewaer voor
Ga naar voetnoot122. eenich verraet,
En vergheeft ons sonden quaet,
Soo wel die arme als de Rijcken,
125[regelnummer]
Alle vrome Catholijcken
Ga naar voetnoot125.
Dat hy ons in noot bystaet.
Oorlof ghy Princen end Heeren
En al die't Landt regeeren
Neemt doch hier een Exempel aen,
130[regelnummer]
Hoe't den Coninck is vergaen,
O Heere bewaert ons Landen,
Voor verradery en schanden,
Als ghy dus langh hebt ghedaen.
|
|