Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend
[pagina 100]
| |
172.
| |
[pagina 101]
| |
Aldaer ginck hy dat vertellen
Die verraderie loos
35[regelnummer]
Hoe de vyant met versnellen
Ga naar voetnoot35.
Met valsche practijcken boos
Meenden in Zeelandt te comen
Bysonder in Vlissinghen siet,
Sulckes al sonder schromen
40[regelnummer]
Hy int openbaer beleet.
Men mach den Heer wel loven
Voor die groote weldaet,
Wy sien voor onsen ooghen,
Dat hy ons altijt bystaet,
45[regelnummer]
Die ons meenden te benouwen
Die zijn nu zelfs int verdriet,
Daerom wilt God betrouwen
Hy en verlaet de sijne niet.
Als nu de Heer ydoone
Ga naar voetnoot49.
50[regelnummer]
Sijn Ziel hadde ontfaen,
Die Predicant sonder schroomen,
Is tot den Schout ghegaen,
En ginck daer openbaren
Aenhoort doch na mijn Liedt,
55[regelnummer]
Al die verraders nieu maren
Ga naar voetnoot55.
Die in Zeelandt was gheschiet.
Daer ginck hy openbaren
Van een spaenschen stoelmaker vailiant
En die stee-houwer
Ga naar voetnoot59. van Vlissinghen clare
60[regelnummer]
Met een Maeckelaer daer int Landt
Dat sy ghelt hadden ontfanghen
Van weghen
Albertus hoocheyt,
Om Vlissinghen met verstranghen
Ga naar voetnoot63.
Te brenghen in druck en leydt.
65[regelnummer]
Sy hebben terstont gheschreven,
Aen die Heeren van Vlissingh vailiant
Hoe dat haren Stee-houwer verheven,
Wou verraden die stadt en oock het lant
En oock eenen Makelare
70[regelnummer]
Met een Spaenschen stoelmaecker bekent
Die tot de verraders nieu mare
Ganschelijck zijn toe ghewent.
| |
[pagina 102]
| |
Terstont werden sy ghevanghen
En voor die Heeren ghebracht,
75[regelnummer]
Die Heeren al met verlanghen
Ga naar voetnoot75.
Hebben haer al ghevraecht,
Waerom dat sy dat deden
Ofte wat haer ginck aen,
Maer sy en hebben niet
Ga naar voetnoot79. beleden,
80[regelnummer]
Teghen die Heeren saen.
Den Stoelmaker met verstranghen
Ga naar voetnoot81.,
Wert haest ghepijnicht onghesneeft
Ga naar voetnoot82.,
Na die Heeren haer verlanghen
Hy terstont beleden heeft,
85[regelnummer]
Hoe dat sy die stadt verheven
Aen vier hoecken soude steken in brant
En oock noch daer beneven
Brenghen in s'vyants hant.
Die Sluysse Galeyen
Ga naar voetnoot89. wilt
weten
90[regelnummer]
Met allen Spaensche macht,
Die hebben haer vermeten
Dat sy op eender nacht,
Als sy den brant saghen op gane
Aenhoort mijn bedien
Ga naar voetnoot94.
95[regelnummer]
Op die stadt vallen sane
Twelck nu onmoghelijck is te gheschien.
Den stoelmaker met verstranghen
Al in die ghevanckenisse hoort,
Heeft hy hem selfs verhanghen
100[regelnummer]
En sijn Ziel also vercort,
Ga naar voetnoot100:
Sijn lichaem brachtmen dare
Al op het schavot voort,
Aen vier quartieren ghehouwen clare,
Ga naar voetnoot103:
Als een verrader toebehoort.
105[regelnummer]
Daer na al met verstranghen
Sachmen die vier quartieren voort,
Op al die poorten hanghen
Tot een exempel als dat behoort,
Voor mannen ende vrouwen
110[regelnummer]
Al die dit saghen an,
Het maeckte na so grooten rouwe,
Ga naar voetnoot111, 112:
Voor diet niet eerst versinnen can.
| |
[pagina 103]
| |
Den stee-houwer wilt hooren
Als hy het al beleden heeft,
115[regelnummer]
So brochtmen hem oock vooren,
Op het Schavot onghesneeft,
Als hy int openbare
Sijn belijdenis hadde ghedaen,
Soo sachmen hem aldare
120[regelnummer]
Ter stont sijn hooft afslaen.
Ga naar voetnoot120.
Daer na al sonder ophouwen
Wilt my te recht verstaen,
Ist lichaem in vier quartieren ghehouwen
So heeft hy loon na sijn werck ontfaen,
125[regelnummer]
Daer na al met verstranghen
So heeftmen aldaer ghesien,
Die quartieren aen halve galghen
Ga naar voetnoot127. hanghen,
Tot een spieghel van alle de lien.
Den Maeckelaer wilt my verstane
130[regelnummer]
Noch niet beleden heeft,
Maer hoe dat het met hem sal vergane
En dat weet God den Heer
Die wil ons alle bewaren
Voor sulcken boos opstel
Ga naar voetnoot134.,
135[regelnummer]
Maer wat ghy wilt aenvaerden,
Vliedt doch quaey daden snel.
Oorlof mijn broeders altesamen
Al die hier nu zijt by een,
Sy moghen hun wel schamen
140[regelnummer]
Die de menschen also verleen
Ga naar voetnoot140.,
En soecken aen alle wijcken
Te verderven het Vaderlant
Maer danckt God van Hemelrijcke
Dat hy ons doet bystant.
|
|