Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend170.
| |
[pagina 94]
| |
Den vyant na d'usance
Die quam met zweert en lance
20[regelnummer]
Voor Bommel fray ten dance
Maer t'spel ginck hem bedroeven
Hy en sach daer gheen kanse
Daerom maeckten een Schance
En stelde zijn finance
Ga naar voetnoot24:
25[regelnummer]
Tot den winter te toeven
Om also over d'ijs
Te comen seer propijs
Ga naar voetnoot27.,
Maer God den Heere wijs
Sy eeuwich lof en prijs
30[regelnummer]
Ginck hem den wech toepalen
Ga naar voetnoot30.
Met veel sneeus sonder falen
Muyten ginghen die Walen
In Sint Andries
Elck zijn betalingh hies
Ga naar voetnoot34..
35[regelnummer]
Als het vriesen cesseerden
En dat sneeuwen mineerden
Ga naar voetnoot36.,
Seer haestelick marcheerden
Onsen
Vorst van Nassouwen,
De Schansse hy sommeerden
40[regelnummer]
Die Hollandt perturbeerden
Ga naar voetnoot40.
Maer sy lien persisteerden
Het Fort seer wel te houwen
Doch ten duerden niet lanck
Al haer voornemen stranck
45[regelnummer]
Want den noot haer bedwanck
Dat sy teghens haer danck
Zochten om t'appoincteren
Ga naar voetnoot47.
D'welckmen ginck accorderen,
Doen sachmen triumpheren,
50[regelnummer]
Het Landt ydoon
Om de victory schoon.
Daer nae zijn Excellenty
In aller diligenty
Door des Landts assistenty
55[regelnummer]
Vergaerden 2. duyst schepen,
Niemant wist zijn intenty
Waer toe al dees inventy
Bereyt wert imprudenty
Ga naar voetnoot58.
Oft het wert niet begrepen,
60[regelnummer]
Maer Juny twintich een
Zeylden sy groot en cleen
Nae Philippyn soo 't scheen
Daer sy alle ghemeen
Door Vlaend'ren zijn ghetoghen
65[regelnummer]
Stont voor des Vyants ooghen
Brugghe moest oock ghedooghen
Voor by de stadt
Te nemen haren padt.
Oudenborch stont eerst ane
Ga naar voetnoot69.
70[regelnummer]
Want dat lach op de bane
Om na Nieupoort te gane
Daer ons volck wilde wesen,
Albertus Schans voortane
Conde niet wederstane
75[regelnummer]
Ons ghewelt soo ick wane,
Maer gavent op tot desen.
Doen trock het Legher voort
Na de stadt van Nieupoort,
Zijn Excellenty hoort
80[regelnummer]
Aenboot hen goet accoort,
Doch soo zijt niet op gaven
Soud' hyse haest om graven
Aen weer zijts vande haven
Zijn gheschut koen
85[regelnummer]
Soud' de Poorten op doen.
Albertus met zijn Papen
Heeft hier niet op gheslapen
Maer al zijn Spaensche knapen
Van wijt en zijts ontboden,
90[regelnummer]
Om ons volck te betrapen
Stelden sy hen in wapen
Het was doen al claer schapen
Ga naar voetnoot92:
T'quam hem al toeghevloden,
Ja tot van by Maestricht
95[regelnummer]
Wert het volck opghelicht
Nacht en dach onghezwicht
Marceerden sy seer dicht,
| |
[pagina 95]
| |
Te Peerd' en oock te waghen,
Wert het voet-volck gedraghen
100[regelnummer]
Soo datse in vier daghen
Meest al haer macht
Hebben by een ghebracht.
Oudenborgh quam in handen
Weder van ons vyanden
105[regelnummer]
Want sijt vooreerst aenranden
Met haren gantschen Legher,
Accoort voor den vailjanden
Wert ghemaeckt met verstanden
Maer braken t'harer schanden,
110[regelnummer]
Daer bleef menich stout vegher
Ga naar voetnoot110.
Twee Schanssen daer ontrent
Werden oock aengherent,
En hebben daer gheschent
Boven t'appoinctement
Ga naar voetnoot114.
115[regelnummer]
Al ons vrome Soldaten
Wreedelijck boven maten
Maer 'sanderendaechs saten
Sy vol van schrick
Meest inden selven strick.
120[regelnummer]
Onsen Prince cloeckmoedich
Die creech die wete spoedich
Dat den vyandt verwoedich
Met zijn macht quam aensetten,
Hy sant hen teghen vroedich
125[regelnummer]
Twee regimenten goedich
Ga naar voetnoot125.
Om des Vyandt seer bloedich
Voornemen te beletten,
Maer werden inde vlucht
Gheslaghen met gherucht,
130[regelnummer]
Daer bleeffer int ghesucht,
Ten is voorwaer gheen clucht
Veel cloecke Capiteynen
Vochten daer als Romeynen
Om alsoo te vercleynen
135[regelnummer]
S'vyandts macht groot:
Maer bleven meest al doot.
Den vyandt vol van glory
Ga naar voetnoot137.
Vervolchde zijn victory
T'lach hem inde memory
140[regelnummer]
Dat den slach was ghewonnen
Melis in de cibory
Ten is gheen allogory
Ga naar voetnoot142.
. . . . . . . . . .
Danckten sy onversonnen
Ga naar voetnoot144.
145[regelnummer]
Maer Godt die eeuwich leeft
Voor wien het aertrijck beeft
En de victory gheeft,
Die hem vast'lick aencleeft
Aensach al haer vermeten
150[regelnummer]
Al is hy hooch gheseten
Ga naar voetnoot150.
Hoe sy waren ghebeten
Om t'Christen bloet
Te treden onder voet,
Seer haest al sonder beyden
155[regelnummer]
Ginck elck zijn volck bereyden
En in slachorden leyden
Daer den prijs was te geven
Sijn Excellenty seyden
Tot zijn volck op der heyden
160[regelnummer]
Ick sal u niet afscheyden
Soo langh' als ick sal leven,
Strijt vroom voor t'Vaderlant
En voor Gods woort playsant
Met dat zweert inde hant
165[regelnummer]
Trat hy voor aen constant,
T'gheschut seer dapper speelden
T'welck den vyant verveelden
Om dat het veel volcx heelden
Ga naar voetnoot168.
Die daer subijt
170[regelnummer]
Doot bleven inden strijt,
Ons volck doen manlick vielen
En maeckten seer veel zielen
Ga naar voetnoot172.
Onder de Spaensche fielen
Door het houwen en kerven,
175[regelnummer]
Men sach den vyandt crielen
Die ons wilden vernielen
| |
[pagina 96]
| |
Maer toonden haest de hielen,
Doch moesten leeren sterven,
Menighen Spaenschen Helt
180[regelnummer]
Bleef daer ligghen int velt
Sonder die met ghewelt
Gevangen wiert gestelt,
L'Admirant de quade reste
Ga naar voetnoot183.
Gheensins een vande beste
185[regelnummer]
Die wert daer oock int leste
Teghen zijn wil
Gevangen int gheschil
Ga naar voetnoot187..
Senioor badt om ghenaden
Ga naar voetnoot188.
Maer het was al te spade
190[regelnummer]
Hy moeste t'zijner schade
Ga naar voetnoot190, 191.
Leeren den eedt betrachten
Men sloech op niemant gade
Hoe cloeck hy was van dade
Oft oock edel van zade
195[regelnummer]
Zy moesten al versmachten
Albertus vol van list
Wert langhen tijdt ghemist,
Soo dat hier wert ghegist,
Dat hy oock was ghekist,
200[regelnummer]
Want hebben daer te stonden,
Syn Courcelet
Ga naar voetnoot201. ghevonden.
. . . . . . . . . . .
Wert op dat pas
Ghecreghen alsoo ras.
205[regelnummer]
Meest s'vyants Officieren,
Ginghen wy daer schoffieren
Ga naar voetnoot206.,
En dat na krijchs manieren,
Niet soo tyrannen pleghen
Men sach in ons quartieren,
210[regelnummer]
Hondert acht Vaendels zwieren
Die wy door Gods bestieren,
Vanden vyant vercreghen
. . . . . . . . . . .
Ga naar voetnoot213.
Stont daer gheschildert in
215[regelnummer]
En oock kruysen niet min,
Recht na den Roomschen sin,
Sy meenden door dees fablen,
Victorie te cablen
Ga naar voetnoot218.
Maer God als den notablen,
220[regelnummer]
Gheensins en greyt
Ga naar voetnoot220.
Alsolcken ydelheyt.
Veel vande principale
Heeren int generale
Ginghen nae Plutos sale,
225[regelnummer]
Sonder eenich vertrecken
Laberlote
Ga naar voetnoot226. den Wale,
Quam daer ooc in s'doots quale,
Recht na zijns Meesters tale,
Met noch meer groote gecken
230[regelnummer]
Veel Spaensche Heeren snoy,
Hoefden daer geen convoy
Don Ambrose Loondroy
En
Don Sappena
Ga naar voetnoot233. moy,
Met noch meer Spaensche dwergen
235[regelnummer]
Sullen ons niet meer terghen,
Noch oock geen moordaet vergen
Fresne is daer
Met
Standly
Ga naar voetnoot238. den
verraer.
Al dees Spaensche Seignoren,
240[regelnummer]
Hadden met eedt ghezworen.
Ons al t'samen te versmoren,
Sonder eenich ontfermen
Maer God heeft zijnen thoren
Op hen gestort te vooren
245[regelnummer]
En ons zijn uytvercoren
Voor hen willen beschermen:
Hierom laet ons certeyn,
Godt loven alghemeyn
Dat hy dees Landen cleyn
250[regelnummer]
Voor dat ghespuys villeyn
| |
[pagina 97]
| |
Bewaert in allen percken
Dus laet ons recht bemercken
Gods wonderlijcke wercken
Want hy ten val
255[regelnummer]
Brenght ons vyanden al.
Lof Prince Godt almachtich
Lof onsen Heylant crachtich
Eeuwighen loff eendrachtich
Zy u aen allen Enden,
260[regelnummer]
Lof noot-helper waerachtich
Die u volck zijt ghedachtich
Als ons den vyandt prachtich
Geheelijck wilde schenden:
Looft hem al onghetreurt
265[regelnummer]
Wiens goetheyt eeuwich deurt
En den vyandt verscheurt
Soomen voor ooghen speurt
Hy leert tot allen tijden
Onsen Vorst kloecklijck strijden
270[regelnummer]
Daerom wil ick belijden
Godt is mijn Borght:
Ga naar voetnoot271.
Die voor ons allen sorght.
|
|