Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend165.
| |
[pagina 80]
| |
Dit is gheschiet sprockel den vijfden dagh
Int gulde Jaer, alsmen schreef sestienhondert,
In wellick feyt menigh mensch was verwondert
20[regelnummer]
Vande kloeckheyt diemen aen dit volck sach
Geroepen zijnde twintich elck parthy:
Ons volck uyt den Bergh reden sonder flouwen
Maer reden de Stadt vanden Bos te by,
Komende door bedrogh in groot benouwen.
25[regelnummer]
Den oorsprongh waer door dat dit is geschiet
Is gheweest den hooghmoet aen beyde syden,
Dat twintich teghen twintich souden strijden
Daer van wort een contract beschreven, siet
Hoe dat daer alle dinghen soude toegaen
30[regelnummer]
Doch
Breaulte heeft meer als woort gehouwe
Waer door dat hy int eynde is verraen
Datse schelmen en moorders te veel betrouwe.
Onder
Grobbendoncks volck zijn geweest
Achthien Berch
Ga naar voetnoot34. verkoopers, of lant verraders
35[regelnummer]
Som gebannen, gegeesselt, als boos daders,
Binnen Dordrecht kleyn Harmen onghevreest
Ga naar voetnoot36.
Sulcx is daert wilt, dat inden Bos rigneert
Schelmen, dieven, en eer vergeeten boeven,
Den Borgher vroom wort hier niet getoetseert,
Ga naar voetnoot39:
40[regelnummer]
Dan d'overloopers, moorders vol bedroeven.
Het over-hooft hier van is Grobbendonck,
Die oock het bloet dronck van dees vrome Helden
Jan van Mille
Ga naar voetnoot43. u daet
moetmen vermelden,
Dat ghy vermoorde d'Edel Heere jonck,
45[regelnummer]
Mons Breaute, een Krijghsman tot den endt,
Grobbendonck most, maer dorste self niet kome
Ga naar voetnoot46.
Waer door zijn boosheyt sal blijven bekent,
Zijn ontrouheyt dee hem voor de doot schrome.
Hy sont ons volck uyt de Bosch kaes en broot,
50[regelnummer]
Segghende dat zy een hart soude maken,
Coragie en moet, eer heur de Stadt
Ga naar voetnoot51. sou naken
Met den Trompetter hy hun sulcks ontboot,
Mons Breaulte sulck spotten wel verstont,
Dat kasen broot, oft wijn hy niet begeerde,
55[regelnummer]
Maer nam dit lecke-beetjen inden mont
Zijn Wapenen dit alderbest verteerden.
Ga naar voetnoot56.
| |
[pagina 81]
| |
Na dat mijn 's Heeren Paert geschoten was,
Is hy flucx weer op een ander gheschreden,
En heeft so noch een weynich tijts ghestreden
60[regelnummer]
Maar 't tweede Paert word' oock gheschoten ras
Op 't derde Paert hy niet komen en kost,
Maer heeft te voet wonder kloecheyt doen blijcken
Al had zijn volck het afwijcken begost,
So sach men den moet in hem niet beswijcken.
65[regelnummer]
Maer siet hy street als een Romeyn toe staet
Met den zijnen, wonder heeft daer ghebleecken
Want hy noch mans en paerden heeft door steecken
En zijn
Cosijn
Ga naar voetnoot68. was oock een trou Soldaet,
Noch meer met hem streden als Helden koen
70[regelnummer]
Hadden al de Francoysen trou ghebleven
Zy souden daer bedreven hebben doen
Dat in Kronijcken waerdich waer beschreven.
Neemt een voorbeelt aan de Orangie bloem,
Die inden Thuyn bloeyt lieffelijck ghepresen
75[regelnummer]
Den Thuyn is soet, int Bos ist wreet om wesen
Onsen Thuyn wachter ick
Nassouwe noem,
Want hy houdt woort, in al 't geen dat hy doet,
Oock inden Krijgh sietmen hem niet verbloden
Een vyant is hy, van die storten bloet,
80[regelnummer]
Niet hy, als zy, sal yemant t'onrecht dooden.
|
|