Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend160.
| |
[pagina 62]
| |
Doen ick hier eerst quam in Brabant,
30[regelnummer]
Van vrede woud' ick praten,
Maer elck verclaerde my vyandt,
End' spanden mette Staten,
Sy en vraghen na Peys noch na
Ga naar voetnoot33.
accoort,
Maer vallen my met gewelt
Ga naar voetnoot34. aen boort,
35[regelnummer]
Dat ick tLant moet verlaten.
Alpen en Rijn-berck ben ick quijt,
Ga naar voetnoot36.
Camillien Schants vol vromen,
Ga naar voetnoot37.
Moeurs, Goor, end'
Ga naar voetnoot38. Grol (in
corten tijt)
Die sijn my oock ontnomen
40[regelnummer]
Maer Amiens (dwelck my meest quelt)
Daer is de Lelij met gewelt,
Wederom inn' ghecomen
Ga naar voetnoot42..
Breevoort can ick vergeten,, niet,
Die waren my ghetrouwe,
45[regelnummer]
Sy spraken hooch
Ga naar voetnoot45.
vermeten,, siet,
Wat passen wy op
Nassouwe.
Maer den Crijchshelt cloeck onverveert,
Die viel daer aen met schilt en sweert,
Dus quamen sy in rouwe.
50[regelnummer]
Die zijn my oock ontvloghen
Zijn al int net ghetoghen,
Somma daer isser juyst een dosijn
55[regelnummer]
Die my dit Jaer ontweldicht zijn,
Van dees Luthers deurtoghen
Ga naar voetnoot56..
Ick mach nu wel verlaten,, fier,
Brabant dees schoon' Warande,
Want men stroyt achter straten,, hier,
60[regelnummer]
Pasquillen t'mijnder schanden,
Daer in datmen te weten doet,
Hoe dat de Clapmuts
Banckeroet,
Ga naar voetnoot62.
Moet trecken uuten Lande.
Ga naar voetnoot63.
| |
[pagina 63]
| |
Och const ick haer een Vossen vel,
65[regelnummer]
Listich om d'ooren strijcken,
Ghelijck de stoute Griecken snel
Aan Troyen lieten
Ga naar voetnoot67.
blijcken,
Hoe soud' ick dan met sweert end vier,
In voerend 'Inquisitie hier,
70[regelnummer]
Verschoonen arm noch rijcken.
Maer voor een afgesetten
Ga naar voetnoot71. Sant,
Word ick van Elck ghehouwen,
Het welck my is een groote schant,
Ick mach mijn hooft wel clouwen,
75[regelnummer]
Dat ick van dit Luthers geslacht,
Dus word ghequelt dach ende nacht,
Ick moet mijn gall schier spouwen.
Mijnen persoon vol weerdicheyt,
Van Oostenrijck gheboren,
80[regelnummer]
Ghesonden van uwe heylicheyt,
Als Gouverneur ghecoren
Die heetmen hier een Ypocrijt,
Een Wolf ghecleet in schaeps habijt,
Om tChristen bloet te smoren.
85[regelnummer]
Och Paus Heylighe Vader goet,
Hoe sietmen u onteeren,
Van dit Calvijns gespuys verwoet
Ga naar voetnoot87.
Die u Pardoen blameren,
Aflaet, Zielmissen, en Bevert gaen
Ga naar voetnoot89.,
90[regelnummer]
Ende Melis inde Halve maen,
Sy alle refuseren.
Beelden van Gout, van hout, van steen,
O Heylich vat van Roomen,
En tVaechvier oock
Ga naar voetnoot94., achten sy cleen,
95[regelnummer]
Sy seggen, tzijn al droomen,
Van Cappen end Casuyvelen bloot,
Maecken sy Geuse Boxens
Ga naar voetnoot97 groot,
Zoo wijt
Ga naar voetnoot98.
ist nu ghecomen.
Oorlof all' mijn vrienden vailliant,
100[regelnummer]
Noch hier end daer geleghen,
Adieu ghy en crijcht geen onderstant,
| |
[pagina 64]
| |
Wat batet veel gesweghen
Want
Mauritz maecket veel te bont,
Hy kaest
Ga naar voetnoot104. met ballen van veertich pont,
105[regelnummer]
Dat spel is mi
Ga naar voetnoot105. ongheleghen.
Adieu Brabant, adieu Vranckrijck,
Adieu Rijnstroom gepresen,
Adieu cleyn end groot all' ghelijck,
Adieu segh ick mits desen,
110[regelnummer]
Wanneer ick nu in Spaengien coem,
Ga naar voetnoot110.
Seer cleyn sal mijnen willecoem
Ga naar voetnoot111.
By onsen Coninck wesen.
Ghecomponeert by
I. W. M.
|
|