Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
145.
| |
[pagina 2]
| |
5[regelnummer]
Seer toornichlic verbolgen,, hy op Gods kindren was
En lietse sterck vervolgen,, met sijn heyrtochten ras:
Maer stracx hem op de hiel,, tzeewater overviel,
Daer sHeeren volck uyt tooch,, door tmeer met voeten droogh.
De God, die uyt genaden,, sijn volck bewesen heeft
10[regelnummer]
So mercklicke weldaden,, op dese stont noch leeft:
De vroom hy uyt den noot,, door sijne goetheyt groot
Noch huydensdaegs bevrijt,, en maect haer hert verblijt.
Dit heeft ons klaer gebleken,, (tis niet geleden lang)
Dat God heeft konnen breken,, svyants voornemen strang
Ga naar voetnoot14.:
15[regelnummer]
Door dien een Vlote sterck,, die quam om Godes Kerck
Te brenghen int verdriet,, hy heeft ghemaect te niet.
Dees vlote voor veel jaren,, in Spangien wort
bereet
Die liet aldaer vergaren,, de
Spaensche Coning wreet:
Hy schict'
Ga naar voetnoot19. in korten tijt,, sonder
aenstoot oft strijt
20[regelnummer]
De Croon van Enghelandt,, te brenghen in sijn handt.
Hy was noch overmoedich,, om tstuck van Portugael
Ga naar voetnoot21.
Hi docht het sou hem spoedich,, gelucken andermael:
Dees ydel fantasy,, een vijfde Monarchy
Ga naar voetnoot23.
Te willen richten op,, hem lagh in sijnen cop.
25[regelnummer]
Antwerpen met gewelde,, die had hy starck
omleyt,
Een brug over de Schelde,, seer konstich was gespreyt.
En kleyn was den bystant,, (als voor in Vlaenderlant)
Die teghen sulck bestaen,, word doe ter tijt ghedaen.
Op Hollant hy niet paste,, noch op geen Zeeusch eylant,
30[regelnummer]
Voor sijn hielt hyse vaste,, mits heymelic verstant:
Ga naar voetnoot30:
Die liepen hulpeloos,, eerst na den Fransman broos,
Daerna in Enghelant,, versoecken onderstant.
Om sFransmans raet te stooren,, dat hys niet ondernam,
De Spangiaert hem te vooren,, aen alle sijden quam,
35[regelnummer]
Door eenen loosen vont,, hy maect een sterck verbont
Met sPaus toedoen beraemt,, Saincte Ligue genaemt.
| |
[pagina 3]
| |
Meest all de groote Vorsten,, der gantse Christenheyt
Die een voet niet en dorsten,, van tPausdom wijcken breyt,
Daer toe verwillicht zijn,, al onder desen schijn
40[regelnummer]
Dat moesten met ghewelt,, de Ketters zijn ghevelt.
En woud hem daer toe brengen,, de Fransman laten niet
Hy ware goet te dwingen,, mits doend hem sulck verdriet
Dat een sijn onderdaen,, most teghen hem opstaen,
Dien was belooft te loon,, zijn Coninglicke Croon.
45[regelnummer]
De dobbel Pistoletten
Ga naar voetnoot45.,, Vrancrijck doorvlogen haest:
Dies sachmen hem
Ga naar voetnoot46. ontsetten,, den Fransman seer verbaest:
Want sijn parthy
Ga naar voetnoot47. was sterck,, die
leverd hem sulck werck
Dat hy niet dochte seer,, aen nyeu conquesten meer.
De Spangiaert sijn gepeynsen,, op Engellant seer fel
Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Niet konde langher veynsen,, dit siende lucken wel:
En in arreste nam,, al wat uut westen quam
Van schepen, om sijn vloot,, daer met te maken groot.
Galeyen hy toerusten,, end Galioenen
Ga naar voetnoot53.
liet
Langs al de Spaensche kusten,, geen kost hy spaerde siet:
55[regelnummer]
Venegien schepen sant,, de Paus boot oock de hant:
Florentz hem moste doen,, den grooten Galioen.
En tot den aenbeginne,, van sijnen handel loos
De Schotsche Coninginne,, hy tot deckmantel
koos,
Men soude die staen by,, dat sy los zijnd end vry
60[regelnummer]
Haer houden mocht als Vrou,, der Engelsche lantdou.
Maer dus en wout niet lucken,, het quam al aen den dach
Veel Edle met haer bucken,, den kop men daerom sach:
Doch hy dies niettemin,, bleef al van eenen sin,
En gingh gants onverstoort,, met zijn voornemen voort.
65[regelnummer]
In Spangien boecken maken,, hi liet van sijn heyrcracht
Ga naar voetnoot65.
Men lass in alle spraken,, beroemend hen met pracht
Van t'overmachtich heer,, daer gantsch geen tegen-weer
(So dwaesselick hen docht),, geschieden tegen mocht.
| |
[pagina 4]
| |
Vier Galeassen waren,, der vloote bollewerck:
70[regelnummer]
Met seyl die saghmen varen,, met roeyers even sterck:
Twee duyst vijff hondert kop,, daer was geladen op:
Geschut daer toe men goot,, twee hondert stucken groot.
Twaelf Galioens toerusten,, hy liet in Portugal:
Castilien op de kusten,, veertiene sandt in al:
75[regelnummer]
Noch veertien schepen hooch,, hy uyt Bisschayen tooch:
Ga naar voetnoot75.
End uyt Andalouzy,, tien schepen bracht hy by.
Tgetal noch van veertienen,, uut Guypuzcoa nam
En uut Levant hem dienen,, volck met tien schepen quam.
Vijfmael vijf hulcken groot,, met menich kleynen boot,
Ga naar voetnoot79.
80[regelnummer]
Pataschen neghentien,, veel savers
Ga naar voetnoot80. kreegh
mits dien.
Van Napels deed hy comen,, twintich Galeyen daer:
Ga naar voetnoot81.
Men word in eener sommen,, van schepen eerst gewaer
Hondert en vijftich sterck,, tot sulck een machtich werck:
Daer op sijns volcx gewelt,, was dertich duyst getelt.
85[regelnummer]
Xxxij. vendels knechten,, starck was elck regiment
Dier liet hy vijf oprechten,, voor out krijchsvolc
Ga naar voetnoot86. bekent:
Tot welck hy doende was,, twintich nyeu vendels ras,
En meenich Meester groot,, vrijwillich hem aanboodt.
Ongebiecht, ongesegent,, en voer van hen geen af,
90[regelnummer]
Het had Aflaet gheregent,, den Paus mildt
Ga naar voetnoot90. dien gaf
Dat bootsvolck in een tas
Ga naar voetnoot91.,, acht duyst vier
hondert was:
Roeyers te weegh hy bracht,, ij. duyst en tachtich acht.
Tgeschut dat op de schepen,, ooc dienen soud int velt
Met muylen deed hy slepen,, twee duyst daer zijn getelt
95[regelnummer]
Zes hondert boven dien,, daer toe noch driemael tien,
Cartouwen
Ga naar voetnoot96. altemael,,
of slanghen van metael.
Veel wagens
Ga naar voetnoot97., zeylen, touwen,, veel lonten, kruyt en
loot
Voorraet was daer te schouwen,, voor een half jaer ter noot
Eeck, oly, wijn, knoflooc,, biscuyt en water ooc
100[regelnummer]
Vis, vleys, rijs, kaes en spec,, en was daer geen
gebrec.
| |
[pagina 5]
| |
Op dees armey soo machtich,, als overst Admirael
Alonso Perez crachtich,, hy noemde Generael,
Ga naar voetnoot102.
Hertogh van Sint Lucas,, anders Medina was
Sidonia ghenaemt,, die dees vloot heeft versaemt.
105[regelnummer]
Tot desen hen begaven,, ghewillich op de vaert
Veel Vorsten ende Graven,, ooc sConings soon bastaert
Ga naar voetnoot106.:
Ducaten boven dien,, milioenen zestien
Tot voorraet doe van gelt,, doe worden aenghetelt.
Met dees macht hem genoegen,, de
Coning noch niet liet
110[regelnummer]
Maer dede daer by voegen,, (gelijc hem Parme riet)
Noch xl. duyst te voet,, met vier duyst ruyters goet
Uut landen veel te gaer,, ghebracht al voor een jaer.
In Vlaenderen die laghen,, al langs de custen
breet
Daer wachtend of sy sagen,, de Spaensche vloot gereet,
115[regelnummer]
Om so mit alle man,, het landt te vallen an,
Daers hadden all haer macht,, te brengen voor bedacht.
Een jaer wel daer te vooren,,
Parm int lant overal
Veel leersen ende spooren,, oock salen
Ga naar voetnoot118. groot ghetal,
En tomen coopen liet,, niemant wist noch tbediet:
120[regelnummer]
Hem docht in Engellant,, tpaert stont gereet ter
hant.
Van platgeboomde schepen,, heuden
Ga naar voetnoot121., pleyten ter vaert
Drye hondert onbegrepen,, hy heeft al om vergaert:
Die door een nyeuwe gracht,, uyt tlant in zee hy bracht
Vol volcx, vol kruyts en loots,, by zessendertich boots.
125[regelnummer]
Dit waren al haer krachten,, daer mets in
Engelant
Te doen den inval dachten,, met kleynen wederstant:
Verlatend hen gheheel,, op eenen grooten deel
Paepsch' int landt, die dan vry,, hen souden vallen by.
Sy haecten met verlangen,, elck na den schoonsten buyt,
130[regelnummer]
Eer den Beer was ghevangen,, verdeyldemen sijn huyt:
Deen stac hoogh op sijn borst,, als een Hartogh oft Vorst
Dander eens Graven goet,, verslont
Ga naar voetnoot132. in
sijn ghemoet.
Ga naar voetnoot132:
Daer quamen mede gapen,, hoe eynden soud dit spel
Ga naar voetnoot133.
Veel Monicken en Papen, die spelden
Ga naar voetnoot134. even wel
135[regelnummer]
Naer
Ga naar voetnoot135. een Prebende vet,, deen was Bisschop gheset,
Dander had een Abdy,, oft emmers een Proosty.
| |
[pagina 6]
| |
Met desen sin hoochmoedich,, hem gavens op de vaert
En tseyle ginghen spoedich,, met herten onvervaert,
Duyst en vijfhondert jaer,, met elf mael acht te gaer
140[regelnummer]
Men teld, in lest van Mey,, als uyt quam dees armey.
De Paus recht daer te vooren,, een Bulle liet uytgaen
En heeft uyt grooten tooren,, straff inden Ban gedaen
dEngelsche Coninghin,, verclarende haer daer in
Vervallen van de Croon,, en Coninghlicken throon.
145[regelnummer]
Veel boecxkens deed ooc prenten,, een Engels
Cardinal
Om daer int lant te venten,, en stroyen over al:
Waer in hy onbeschaemt,, sijn Overheyt befaemt
Ga naar voetnoot147.
End leert den onderdaen,, teghen sijn hooft opstaen.
De Spangiaerts voeren tsamen,, eerst van Lisbonen af
150[regelnummer]
En eer zy verre quamen,, de wint hen viel te straf,
Galeyen veel terstont,, daer seylden inden gront:
De Crong'hen
Ga naar voetnoot152. was ter
hant,, daer berghdens hen aen tlant.
In Engellant de maren,, ghevlogen quamen snel
Dat afgheseylt sy waren,, met dees ghereetschap
Ga naar voetnoot154. fel.
155[regelnummer]
De Coninghin versloegh
Ga naar voetnoot155.,, hoe
wel sy haer soo droech
Als waerse niet ontstelt,, voor sulck een groot ghewelt.
End langs dEngelsche custen,, door
Hauward Admirael
Een vloote liet toerusten,, vergarend altemael
Wat daer voor schepen was,, end na Pleymuyen
Ga naar voetnoot159. ras
160[regelnummer]
Bewesten Engellandt,, den meestendeel sy sandt.
Ooc liets op Parme passen,, dat hy niet uyt en voer
Met veertich schoon Pinassen
Ga naar voetnoot+,, onder Henry
Semour:
Ga naar voetnoot162.
Noch kreech Fransoys Draec last,, dat hy toeruste vast
Lancx den westerschen kant,, wat hy voor schepen vant.
165[regelnummer]
Ter monster-plaets alommen,, tvolck quam gheloopen
an,
Men teld' in eender somme,, twee hondert duysent man
Met wapenen ghereet,, die wachtden na tbescheet,
Om ten bestemden oort,, elcx stracx te loopen voort.
Als nu de custen waren,, rondtomme wel voorsien,
170[regelnummer]
De Coninghin vergaren,, te voet duyst viermael tien,
Zes duyst te paerde liet,, (by Lonnen ist gheschiet)
Midden uyt tlandt die daer,, hen vonden stracx te gaer.
| |
[pagina 7]
| |
Huysdon most die beleyden,, tot wacht van haer persoon:
Noch dede sy bescheyden,, een heyr seer groot en schoon
175[regelnummer]
Onder Leycesters hant,, teghen den val int landt:
Dat quam sy sien behend,, niet verr van Gravesend.
Dies bleef al onghemindert,, wat tschepe moste voort:
Veel Heeren onverhindert,, daer liepen toe aen boort
Ooc Graven groot van naem,, elck woud behalen faem
180[regelnummer]
En eer inlegghen groot,, teghen dees stercke vloot.
Ter Crongnen in Bisschayen,, de Spaans armey men
sach,
Die om haer te verfrayen
Ga naar voetnoot182.,, daer midler tijt
noch lach
Galeyen leech van boort
Ga naar voetnoot183.,, veel hadder tmeer versmoort
Voor welcke men ter noot,, nam ander schepen groot.
185[regelnummer]
So zijn in eender sommen,, vijffendertich te gaer
En hondert uytghecommen,, half Julius van daer:
Die opt lest vander maent,, met een ghelaet verwaent
Ga naar voetnoot187.
Eerst quamen int gesicht,, voor Pleymuyen en
Wight.
Daer lagen sy gestreecken
Ga naar voetnoot189.,, gerust en onvervaert:
190[regelnummer]
Sy vonden hen tontbreken,, (niet rakende Lizard
Op veertich mijlen naer
Ga naar voetnoot191.),, haer vier Galeyen daer:
Van welck ooc niet verhoort,, men heeft van die tijt voort.
Een jacht voor uytgesonden,, by Hauward Admirael
Haer vloote daer ghevonden,, omringd eens altemael:
Ga naar voetnoot194:
195[regelnummer]
Die met vier jachten saen,, vervolgt word achter
aen:
Doch savonts weer aen lant,, dEngelsche jacht haer vant.
Vyerteeckens ende baken,, rondtom theel lant gestelt
Waerschouden elck te waken,, en vinden
Ga naar voetnoot198. stracx int
velt:
Den Admirael en Drack,, hen hielden doe niet slack
Ga naar voetnoot199.:
200[regelnummer]
En wat daer was gereet,, wordt aen den man geleet.
Eerst maer met vijftich schepen,, den vyand vielens aen:
De Spangiaert aengegrepen,, wou doen niet wederstaen.
dEngelschen al den dagh,, op hem men schieten sach
Die maectent hem so bang,, dat hy niet still hield lang.
205[regelnummer]
Tien, twaelff, twintich te hoopen,, sanderdaechs quamen
ras
Uut Pleymuyen ghelopen,, tot dat daer hondert was:
Sy hielden boven wint,, de Spangiaerts onversint
Gaend aen met kruyt en loot,, en met cartouwen groot.
| |
[pagina 8]
| |
Tmeeste schip t'overwinnen,, dier van Andalouzy
Ga naar voetnoot209.
210[regelnummer]
Bestont Drac, en daer binnen,,
Pedro Baldez kreegh hy,
Den Oversten daer van,, dien als ghevanghen man
Hy strax na Lonnen sant, noch een verging door brant.
Den tijt van negen dagen,, dit schieten nam geen endt,
Tot datse Calis saghen,, noyt hebbens hen
ghewendt
215[regelnummer]
Doe worpens eerst in gront,, haer anckers al
terstont
En rustden hen ten strijt,, hen docht het was doe tijt.
Het bleec sy moesten wachten,, dat
Parme quame doe
Uut Duynkerck met sijn jachten,, en pleyten
Ga naar voetnoot218. vallen
toe:
Maer theeft so niet gheluct,, dat die zijn
Ga naar voetnoot+ by geruct,
Ga naar voetnoot219.
220[regelnummer]
Mits tgat hen toegespert,, dien aenslagh heeft
verwert.
Wel quam hy van Duynkercken,, tot Greveling aen snel
Van waer hy kond aenmercken,, den uytganc van dit spel
Met hertleedt en verdriet,, de wint en diend hem niet,
End t'Zeeusch volck hy daer sach,, dat breedt voor Duynkerck
lach.
225[regelnummer]
Niet waren om beklemmen
Ga naar voetnoot225.,, dees Spaensche
schepen hoogh
Maer om haer cracht te stremmen
Ga naar voetnoot226.,, tot listen Drac toe vloogh
Ga naar voetnoot+
Acht schepen out en rot,, toeruste en maect vlot
By nacht hy die vol brant,, onder de vlote sant.
Den Engelsman daer onder,, veel canonaden groot
Ga naar voetnoot229.
230[regelnummer]
Grof luydend als den donder,, aen allen sijden
schoot:
De Spangiaert dies verbaest
Ga naar voetnoot231.,, verliet sijn
anckers haest
Sijn kabels sneet ontwee,, en koos de wijde zee.
Veel Edle groot van namen,, ooc sConings soon bastaert
(Die met
Medina tsamen,, hen gaven op dees vaert)
235[regelnummer]
Sijnd hier aen lant ghegaen,, en keerden niet so
saen
Hoorende dit gherucht,, sy vondens op de vlucht.
De meeste Galeasse,, voor Calis bleef verstrandt
Ga naar voetnoot237.
Die quam daer recht te passe,, sy quamen hant aen handt,
Twee Edelmannen vroom,, behaelden grooten room
240[regelnummer]
Die deerste met rapier,, langs t'roer opklommen
fier.
| |
[pagina 9]
| |
Daer bleef sonder genade,, wel duysent man in als
Don Hugo van Moncade,, moest ooc meed om den
hals
Dien wort gekloven thooft,, den schat eer wort gerooft
Dan 'tschip te gronde dreef,, tgeschut den Fransman bleef.
245[regelnummer]
Sanderdaechs ten acht uren,, seer grooten strijt
aenving
Haer schieten sachmen duren,, tot de son onder ging:
Veneetsche schepen dry,, doorschoten worden vry,
Tkalfaten holp niet seer,, men sachse na niet meer.
Florentz heeft daer verloren,, den grooten
Galioen
250[regelnummer]
Die quam noyt meer te voren,, na desen strijt seer
koen:
Niet kond ooc meer de mast,, haers Admiraels
Ga naar voetnoot251. staen
vast
Sijn touwen heeft tgeschut,, hem gants gemaect onnut.
Meer andre t'onder gingen,, sijnd allesins doornayt
Twee groote sonderlingen,, na Duynkerck
toegedrayt
255[regelnummer]
Om hen te bergen daer,, worden gheen hulp ghewaer
Maer door een visschers list,, hebbens de streeck gemist.
Aen bancken die belenden,, voor Blanckenberg deen
lach
Tander bleef voor Oostenden,, eyntlick men beyde
sagh
In Zeelant brenghen aen,, dOverst hem sonder slaen
260[regelnummer]
Don Diego Pimontel,, daer op liet vanghen
snel.
Doens op de vlucht dus stonden,,
Medin' hem hielt vast kloec,
Verborgen sy hem vonden,, om leegh in eenen hoec,
Die quamen soecken aen,, dat hyse woud bystaen
Doch hy beweechd hem niet,, maer liets al int verdriet.
265[regelnummer]
Thert was hem gants gesoncken,, beneden inden schoe
Men sachse niet meer proncken,, na haer gewoonheyt doe
En hadde dEngelsman,, ghevallen dapper an,
Dien dach
Medina sloot,, te laten hem sijn vloot.
D'Engelsche noch vijf dagen,, vervolghdens even straf
270[regelnummer]
Tot sy den vyandt sagen,, van tlant gedreven af,
En keerden midler tijt,, met herten seer verblijt
Nae soo veel moeyt end ruys
Ga naar voetnoot272.,, elck
wederom na huys.
Oock word in alle Kercken,, daghelicx Gods lof vermeert,
Want hy door sijne wercken,, dees vloot heeft afgekeert.
275[regelnummer]
En teghens alle noot,, met spijs, dranck, kruyt en
loot
De schepen wel mitsdien,, worden van nyeus voorsien.
De wint uyt den zuytwesten,, de vloot al noortwert dreef,
Een deel der alderbesten,, te grond op wege bleef,
Hoogh als casteelen meest,, door stormwint en tempeest,
280[regelnummer]
God woudse selve slaen,, en doen te gronde gaen.
| |
[pagina 10]
| |
Sy voeren als ten thoone,, in een lant dorr' en woest
En waren ongewoone,, de noordtsche coud in Oegst
Ga naar voetnoot282.,
Sy storven wech als mest
Ga naar voetnoot283.,, als dat betuyghen
best
Hare lichamen bloot,, aen landt ghedreven doot.
285[regelnummer]
Van dorst oock veel versmachtden,, om welcken te
verslaen
Dat voor tvee
Ga naar voetnoot286. d'hulcken brachten,, soet water haeldens aen,
De paerden moesten voort,, en muylen over boort:
Den honger oock verteert,, so veel heeft als het sweert.
In desen staet allendich,, sijn schepen tellen al
290[regelnummer]
Medina liet behendich,, men brocht hem aen tghetal
Van hondert twintich noch,, bevonden hebben doch
Maer tachtig vijve net,, dies overtelden bet.
Voorbij de Schotse kusten,, tweentzestich graden hooch
Sy voeren sonder rusten,, ooc kregen geen gedooch
Ga naar voetnoot294.
295[regelnummer]
In Schotlant, om aldaer,, eens te
vervarschen, maer
De Schotse Coning kloec,, sloeg hen af sulc versoeck.
Als niet sy lagen stille,, ontrent Fairlant
Ga naar voetnoot297. vergaert,
Medina sijnen wille,, hen heeft te sijn verclaert,
Dat elck soud sien om best,, te wesen niet de lest
300[regelnummer]
Na Spangien wederom,, te keeren Irlant
om.
De wint begonst te wayen,, uut den noortoosten sterck,
Sy wenden na Bisschayen,, dat was haer oogemerck.
In Engellant de maer,, doch bracht een groote
vaer
Dats al te rugghe doe,, nae
Parme quamen toe.
305[regelnummer]
Met sulcken wint sy seylden,, tien dagen wel behendt
En nergens hen verdeylden,, eer dOugstmaent had een endt
Een groot onweder
Ga naar voetnoot307. fel,, verhief hem doe seer
snel:
Wel achtien uren langh,, gheduerend even strangh.
Dus siend hem aengegrepen,,
Medina door den noot
310[regelnummer]
Met vijfentwintich schepen,, twaelf mijlen vorder
vloot
Tzeewaert in, naer den west,, den Amirael hiel t'rest:
Geen veertich was tgetal,, hy words ooc quijt meest al.
Op dien dach Godt almachtich,, tghebedt
Ga naar voetnoot313. zijns volcx benoyt
Ga naar voetnoot+,
Aenhoorend', heeft seer krachtich,, dees groot armey
verstroyt.
315[regelnummer]
Hy die den vyandt stout,, verneert, end wederhout
Die wil met sijnen kop,, ten hemel klimmen op.
Ga naar voetnoot316.
| |
[pagina 11]
| |
Haer hooverdy en trotsen,, hier mede nam een endt
Aen bancken ende rotsen,, haer schepen zijn belendt
Lancx den noort-Irschen cant,, van negen, hardt by lant
320[regelnummer]
Som braken daer ontwee,, som soncken in de zee.
In Loughfoil
Ga naar voetnoot321. aengeworpen,, veel Spangiaerts zijn aen
lant,
Die liepen door de dorpen,, aensoeckende bystant:
Noch ander drye seer groot,, aen rotzen harden stoot
By Sligo
Ga naar voetnoot324. gaven aen,, en zijn daer stracx vergaen.
325[regelnummer]
Tien dagen na tvoorgaende,, een nieuw onweder stuer
Met dicken smuyck
Ga naar voetnoot326. opstaende,, van westen viel
hen suer:
Die met den Admirael,, doe worden andermael
Seer vreeselick verdeylt,, aen platen meest verseylt.
Te Dingli
Ga naar voetnoot329. by de custen,, quam duerend het tempeest,
330[regelnummer]
Met noch twee minder rusten,, den Admirael bevreest,
Ter helft doe de Herfstmaent was,, dagelicx van tSpaens ghebras
Ga naar voetnoot331.
Iemandt gheberght aen lant,, tuychd haren armen stant.
Men hoorde nergens spreken,, meer van Medina doe,
In zee diep hy gheweken,, liep na Bisschayen toe:
335[regelnummer]
Een boot hem by Troily
Ga naar voetnoot335.,, quam overgheven vry,
Daer som van sijn ghesin,, met anderen waren in.
Een groot van duysent vaten,, te Borreys
Ga naar voetnoot337. aen de
ree
Van dander al verlaten,, ghebleven is in zee.
Twee soncken by Thomond
Ga naar voetnoot339.,, een branden sy terstont,
340[regelnummer]
Ghevangen quam daer van,, maer hondert vijftich man.
Te Tireanley
Ga naar voetnoot341. versteken,, wort noch een schip seer groot
Van die hen wilden wreken,, een groot deel sloeghmen doot,
Tzeventich noch ontquam,, diemen ghevangen nam,
Drie Heeren, eenen Bisschop,, en een geschoren kop.
345[regelnummer]
Ooc word int eylandt Clere
Ga naar voetnoot345.,, gehaelt een ander
an:
Sy stelden hen ter were,, daer bleef schier tachtich man.
Noch een raect aen den gront,, by de cust van
Desmond
Ga naar voetnoot347.,
Dwelck een Fregate was,, erghens ghesonden ras.
| |
[pagina 12]
| |
Een schip van d'aldermeeste,, dat duysent vaten droegh
350[regelnummer]
By Smerwijck
Ga naar voetnoot350. door tempeeste,, in Bleskeys stroom
Ga naar voetnoot+ om sloegh
Ga naar voetnoot+
Niet verr van daer den strijt,, voor weynich jaren tijt
De Spangiaert lest verloos,, tschip hiet Mary de Roos.
Uut tselfd alleen ontcommen,, de soon van den Piloot
Aen tlant daer quam geswommen,, vijfhondert bleven doot
355[regelnummer]
Veel Edl' hier wouden uyt,, met touwen, doch de
schuyt
Ghemaeckt was al te vast,, sy worden overrast.
Dees al te gronde dreven,, met noch thien Dons vermaert,
Is meed hier in gebleven,, des Conings soon bastaert
Prins dAscoli ghenaemt,, met
Oquendo versaemt.
360[regelnummer]
Die doe de vlucht op quam,, voor
Calis hem innam.
Sulck was tverlies der schepen,, daer van men weet ghewis,
Ga naar voetnoot362.
Waer onder niet begrepen,, wat noch niet kenbaar is:
Noch die by tlest tempeest,, op eyndt Septembris meest
(Als een voor Seymers mont
Ga naar voetnoot364.),, geraect zijn aen den gront.
365[regelnummer]
Eyntlick men heeft vernomen,, verscheyden hopen dry
Ter Crongien aengecomen,, daer van
Medina by
Zevendertich bracht,, ten toone van sijn macht:
Doch veertien groot alleyn,, al dander waren cleyn.
Die had hy aengeslegen,, hem meest zijnd int gemoet
370[regelnummer]
Ghecomen onder weghen,, voorsien met alle goet,
Maer niet so haest aen landt,, hy heeft den voet geplant
Hy dedes al ontslaen,, en liets haer weghen gaen.
Te land hy woud hem spoeden,, stracx na des Conings Hof.
Hy hadde noch vermoeden,, te krijghen danck en lof:
375[regelnummer]
Doch hem quam een ghebodt,, tot sijnen hoon en spot
Op vijftien mijlen naer,, te houden hem van daer.
Dus trock hy gantsch mismoedich,, recht na Sevilien
voort,
Daer hy van tvolck verwoedich,, heeft veel verwijts gehoort:
In Spangien over al,, de Coningh scherp beval
380[regelnummer]
Dat nergens geen vermaen,, word van dees vloot
gedaen.
Na dese veertien groote,, een goede wijle sien
Haer lieten van dees vlote,, noch ander zeventhien:
Tlest hoopken was van vijf,, aen landt elc liep sijn lijf
Laven met spijs en dranck,, ter doot toe sijnde kranck.
| |
[pagina 13]
| |
385[regelnummer]
De masten ende touwen,, doorschoten waren seer:
Geen voorraet was te schouwen,, in al haer schepen meer:
Van dertich duysent man,, en was, wat quam daer van
Vijf duysent niet tghetal,, vol siecten end onval
Ga naar voetnoot388..
Soo is tot stof end asschen,, vergaen tvoornemen fel
390[regelnummer]
Van die daer te verrasschen,, Gods kinderen meynden
wel
Door water ende wint,, een sulck heyr onversint
Ga naar voetnoot391.
Dat hem so bouw gheliet,, ghesmolten is tot niet.
Dit is alleen des Heeren,, des Allerhoochsten werck
Den vyandt wil hy keeren,, die wederstrijdt sijn Kerck
395[regelnummer]
Ghelijck als Pharao,, even de Heer alsoo
Desen Tyran verslaet,, en comt sijn volck te baet.
Dies willen wy hem loven,, nu en tot aller stont
Den Heere van hier boven,, singend uyt sherten gront:
Want niet heeft onse macht,, den vyandt omghebracht:
400[regelnummer]
Tis God die heeft ghedaen,, dat hy soo is vergaen.
|
|