Voorbericht.
Bij de voltooiing van dit tweede deel heb ik nog enkele dingen te
zeggen.
In de eerste plaats wil ik hier ook openlijk mijn dank betuigen voor
hunne vriendelijke medewerking aan de heeren Dr. L. Lévy-Schneider
en Dr. P. Courteault, hoogleeraren in de geschiedenis aan de Universiteiten te
Lyon en te Bordeaux, aan Dr. Ed. Everat, oud-president van de Académie
van Clermont-Ferrand en schrijver van eene geschiedenis van Riom,
en aan Prof. F. L. Krämer, Directeur van het Koninklijk Huisarchief, Mr.
R. Bijlsma, archivaris aan het Algemeen Rijksarchief te
's-Gravenhage en den Heer H. G. van Grol, archivaris te
Vlissingen. Dat hunne nasporingen geene nieuwe feiten aan het
licht gebracht hebben, vermindert hunne aanspraak op mijne dankbaarheid
geenszins.
Behalve de hierachter afgedrukte registers heb ik er voor eigen
gebruik nog een gemaakt, dat een aanschouwelijk overzicht van den inhoud van
alle uitgaven geeft en tegelijk van elk gedicht de bladzijde, waarop het in
elke uitgave voorkomt. Wie een vergelijkende studie der verschillende uitgaven
maakt, heeft zulk een register noodig. Wel niet onmisbaar, maar toch een zeer
betrouwbaar hulpmiddel is het bij het determineeren van tot nog toe onbekende
uitgaven of geschonden exemplaren, enz. Maar aangezien waarschijnlijk slechts
zeer weinig lezers dit register zouden gebruiken, heb ik gemeend den uitgever
— hoewel hij er toe bereid was — niet de zeer groote kosten van het
drukken te mogen laten dragen. Wie bibliografische moeilijkheden heeft, wende
zich dus voorloopig maar persoonlijk tot mij; na mijn dood zal dit register wel
in eene openbare bibliotheek komen.
Voor de Bibliographie A had de zetterij geene Gothische e, o, n met
een streepje er boven, terwijl ook de gieterij ze niet meer kon leveren. Ik heb
mij dus moeten behelpen met een sterretje achter die letters te plaatsen, in
plaats van een streepje er boven.
In een werk als dit blijven altijd een aantal leemten en grootere en
kleinere fouten, die de lezer met of zonder welwillende verschooning opmerkt.
Wat ik zelf heb gezien, heb ik hierachter in de aanteekeningen medegedeeld.
Enkele kleinigheden volgen hier nog.
Van no. 82 is een gewijzigde — maar niet verbeterde
— tekst op een los blad in de Koninkl. Bibl. te Brussel; zie
Willems,
Oude Vlaemsche Liederen, bl. 80.