Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend
[pagina 271]
| |
119.
| |
[pagina 272]
| |
Noch ginghen zijt dus aenstellen,
Al binnen der selver Steed,
30[regelnummer]
De Mans die ginghen sy quellen,
Alsmen de Vrouwen te voren deed,
Haer lichaem hebben sy opghesneden
De straten waren van bloede root,
End ginghen van binnen besoecken
35[regelnummer]
Oft sy hadden t'gout op gaen sloecken
Ga naar voetnoot35.,
Om het ghelt deden sy die moort.
Men hoorde schreyen end karmen
Roepend' om ghenade cleyn end groot,
Och Vrienden laetet u arbarmen,
40[regelnummer]
Wat ghy aen ons doch doet,
Gheen ghenade en mach u ghebeuren,
Ghy moet lyden die groote pijn,
Hierom soo moet ghy treuren
Voor Maestricht binnen der mueren
45[regelnummer]
Ghy en wolt ons niet laten in,
Och is daer dan geen ghenade,
Riepen die arme Jonckvrouwen fijn,
Hanghen ende te branden
Dat zal u ghenade zijn:
50[regelnummer]
Een steenen hart mochtet arbarmen
Och wy en hebben doch niet misdaen
Het en baet kryten noch karmen,
Ghy moet sterven Rijck ende Armen,
Ghy wilt ons Spaengiaerts al dootslaen.
Ga naar voetnoot54.
55[regelnummer]
Doe hoordemen de Burghers spreken,
Sulcks en hebben wy niet verdient,
Doe gingense haer met zwaerden doorsteken
Alsulcks soo zal u gheschien,
Wistet die Coninck van Spaengien,
60[regelnummer]
Spraken die Borghers goet,
Wistet die Coninck in zijnen Lande
Dat ghy ons doet sulcke schande,
Ghy soudet betalen met uwe bloet.
Op eender nacht hebben zy begonnen
65[regelnummer]
Doe het quam aen den lichten dach:
By 400 Borghers en Duytsche knechten
Vermoort al op de straten lach,
Behalven Vrouwen en cleyne Kinderkens
| |
[pagina 273]
| |
Dese waren beschreven niet,
Ga naar voetnoot69:
70[regelnummer]
Daer laghen zy als Honden,
Als off sy
Ga naar voetnoot71. de Wolven hadden verslonden,
Sulcke moort is nu gheschiet.
Zy sullent noch beclaghen,
Ga naar voetnoot73.
Die de poorten op hebben ghedaen
75[regelnummer]
Zy worden selver doot gheslaghen,
Dat was den danck, die zy hadden ontfaen,
Een Vendel Duytsche knechten,
Ga naar voetnoot77, 78.
Stonden die borghers trouwelijck by,
Wy willen met u vechten,
80[regelnummer]
Al teghen die spaensche knechten
Vyfhondert bleven aende spaengiaerts sy.
|
|