Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend120.
| |
[pagina 274]
| |
Van Oosten ende Westen
Is daer tghoet inghebracht,
Gout silver vanden besten
20[regelnummer]
Ghesteenten vol van cracht,
Damasten ende Fluweelen
Die zijn daer seere ghemeen,
Jae Ringhen en Juweelen
Achten sy daer oock cleen.
Ga naar voetnoot24:
25[regelnummer]
Oock canmen wel aenmercken
Haer Rijckdommen groot,
Aen huysen ende Kercken
Die daer ghebout staen
Ga naar voetnoot28. bloot,
Tstadthuys mach ick wel noemen
Ga naar voetnoot29.
30[regelnummer]
Met twee Borsen incluys,
Ga naar voetnoot30.
Vanden Pandt
Ga naar voetnoot31. moet
ick roemen
En oock van dOosters huys
Ga naar voetnoot32..
Maer hoe sydy ghevallen
O Coninclijcke stadt,
35[regelnummer]
U neeringhen die smallen
U huysen ligghen plat:
Dit heeft ghedaen den Vader
Der tyrannen verwoet:
Ducca Dalf een Spaens verrader
40[regelnummer]
Ghierich nae tChristen bloet.
Doen hy u heeft ontstolen
Die Croon al van u hooft,
En maeckten de moorders holen
Ga naar voetnoot43.
Die u nu hebben berooft,
Ga naar voetnoot44.
45[regelnummer]
Veel sachmen doen singhen
Van vreuchden Neros Liet,
Die nu oock moeten springhen
Ga naar voetnoot47.
En sitten int verdriet.
Inde maent nae October
50[regelnummer]
In November den vierden dach
Wert ghy bespronghen sober
Ga naar voetnoot51.
Doort tCasteel sonder ghewach
Ga naar voetnoot52.,
Met twee
Ga naar voetnoot53: duysent
Soldaten
Ga naar voetnoot53.
Vanden Antechrist verwoet,
55[regelnummer]
En noch twee hondert pyraten
Te peerd sijt dit wel vroet.
Dese Spaensche bloethonden
Hebben u bestormt fel
Soo dat sy daer deurwonden
60[regelnummer]
Menich redelijck
Ga naar voetnoot60. ghesel
Die u wilden beschermen
Als een maghet eerbaer:
Maer Godt moet het erbarmen
Uwen val volchden naer.
| |
[pagina 275]
| |
65[regelnummer]
Doen sy hadden ghecreghen
Die schans teghen haer ghestelt
Doen sijnder soo veel versleghen
Datse niet en zijn ghetelt:
Het roepen ende crijten
70[regelnummer]
Tot inden Hemel clanck
Van diemer sach doot smijten
Ga naar voetnoot71.
Al vande Spaengiaerts stranck
Ga naar voetnoot72..
Kinders en vrouwen clachtich
Sijn daer met hoopen vermoort
75[regelnummer]
Oudt, Jonck, o Godt almachtich
Waer ist oock oyt ghehoort?
Van datter is bedreven
Vanden Spaenschen tyran
En yeghelijck moeste sneven
80[regelnummer]
Wast oudt, jonck, wijf ofte man.
Jerusalem cloeckmoedich
Noch Troyen gheruyneert
En zijn noch soo verwoedich
Noch wreet ghedestrueert
85[regelnummer]
Die stadt deden sy branden
Tvolck worpen sy daer in
Met haer bebloede handen
Schoffierden zy niet min.
Veel zijnder doot ghedronghen
90[regelnummer]
In desen wreeden strijt
Veel oock int water spronghen
En verdroncken subijt
De Soldaten vander Stede
Worpent gheweer inde vest
95[regelnummer]
Dwelck sy volchden mede
Omme soo tontcomen best.
Oock veel kinders ende vrouwen
Sachmen ghaen den selven ghang
Om tleven te behouwen
100[regelnummer]
Noyt doot en was soo strangh
Schepen vol volcx gheladen
Soncken int Schelt seer ras
Ga naar voetnoot102.
Om dat elck onberaden
Hem salveerden op dat pas.
105[regelnummer]
Veel Heeren zijn ontloopen
Desen seer grooten noot
Oock moestent veel becoopen
Met een haestighe doot
Alsoot wel is ghebleecken
110[regelnummer]
Aende Graef van Oversteyn
Oock sietmen noch ghebreecken
Veel Heeren int ghemeyn.
Dertich Vendelen knechten
Laghen daer inde Stadt
115[regelnummer]
Met duysent Ruyters om te vechten
Teghen den Spaengiaerts plat
Die zijnder meest ghebleven
Soo datmen seyt ter noot
Datter wel zijn ghesleghen
120[regelnummer]
Achtien duysent menschen doot.
Ga naar voetnoot120.
O Antwerpen verheven
Merct wat u is gheschiet
Als dat ghy coemt in sneven
Ga naar voetnoot123, 124:
Door truysschen van een riet,
125[regelnummer]
Want die u doen dit lijden
Verstaet wel hoe ickt meen
Hadden tot allen tijden
Ga naar voetnoot127:
Wel hondert teghen een.
O ghy Wethouders bloetghierich
130[regelnummer]
Hier voelt ghy Godes hant
Ghy Woeckenaers onmanierich
Ga naar voetnoot131.
En overdaders
Ga naar voetnoot132. vailliant,
Leert nu Godt eens recht bekennen
Verlaet u boosheyt quaet,
135[regelnummer]
Op dat ghy moecht ontrennen
Dat over u hooft noch staet.
| |
[pagina 276]
| |
Oorlof ghy menschen alle
Ga naar voetnoot137.
Merckt wel op dit beclach,
En roept met groot gheschalle
140[regelnummer]
Wee over sulcken dach,
En wilt u tot Godt keeren
Rijck, arm, oudt ende groot,
Op dat den Heere der Heeren
Ons houdt uut sulcken noot.
Castijdt sonder verwijt. Ga naar voetnoot+ Ga naar voetnoot+ |
|