Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend
[pagina 237]
| |
103.
| |
[pagina 238]
| |
Voor Leyden quamen sy ghestreecken
Tot twee diversche stonden stout:
35[regelnummer]
Seer corts daer nae zijn sy gheweecken,
Verblijdt was doen jonck ende oudt.
Op menschen troost strecten ons sinnen,
Dit wel aenmerct bysonderlick,
Hier meed en mochten wy niet winnen:
40[regelnummer]
Gods wercken die zijn wonderlick.
Daer nae quamen sy weer voor Leyden
Met al haer macht end Spaensch ghespuys:
Sy ghinghen haer int Lant verspreyden,
Tot Schansen maeckten sy elck huys.
45[regelnummer]
Sy meynden Gods volck te verpletten
Die van Victuaille waren,, bloot:
Sy riepen: Wie sal u ontsetten?
Bespottende seer haren,, noot.
Noch seyden dopgheblasen ghecken
50[regelnummer]
Tot die van Leyden excellent:
Men soud eer metter handt bedecken
De Son en tgantsche Firmament
Eer u de Geuskens souden helpen:
Gheboren blinden sullen sien
55[regelnummer]
Als sy u commers nooden stelpen:
Denckt niet dat u hulp mach gheschien.
Gheen Garnisoen was inde Stede
Dan Burghers cloeck, stout en vaillant:
Tot Godt almachtich was haer bede,
60[regelnummer]
Dat hy haer wilde doen bystandt.
Sy waren soo seer vast beslooten,
Het was te sien afgrijselick:
Dit heeft den goeden Prins verdrooten,
Hy vondt een middel prijselick.
65[regelnummer]
De Dijcken over IJsselmonde
Werden doorgraven sonder vaer,
Tzeewater liep ten selven stonde
Door al de gaten hier en daer.
Uut Zeelandt quam tot onser baten
70[regelnummer]
Boisot den vromen Capiteyn,
Met Bootsghesellen en Soldaten,
Tot by ses hondert groot en cleyn.
Met Schuyten en Galeyen lustich
Sijn sy ghevaren over tvelt:
75[regelnummer]
Vier half Cortouwen
Ga naar voetnoot75. laghen rustich
In Delfsch Coorenschuyten ghestelt.
| |
[pagina 239]
| |
Sy trocken heen als vrome Hanssen
Ga naar voetnoot77.,
Sy deden over al exploot,
En wonnen achtentwintich Schanssen,
80[regelnummer]
Daer bleef soo menich Spaengiaert doot.
Dees Stadt was vijf maengen beleghen:
Der Spaengiaerts
Capiteyn Baldeez
Meynende de Burghers te beweghen:
Haer op te gheven hy seer preez.
85[regelnummer]
Hy creech voor antwoordt als den slechten
Soo lang wy hebben handen,, siet
Om eten deen, dander om vechten,
Soo comen wy tot schanden,, niet.
Doen ons volck tSoeterwou na quamen
90[regelnummer]
Daer lach des vyants groote macht,
Met Paerden en Voetvolck altesamen
En hielen daer seer stercke wacht,
Voor sulck ghewelt, hoort mijn ontbinden
Ga naar voetnoot93.,
Heeft ons volck schrickelick versucht:
95[regelnummer]
Maer Godt sondt storm, en stercke winden,
Den vyandt is by nacht ghevlucht.
Hoort wat den selven nacht gheschieden
Doen Godt de Spaengiaerts heeft gheport
Dat sy van Leyden moesten vlieden,
100[regelnummer]
Een groot stuck muers is neer ghestort:
Tbolwerck, en oock de aerden wallen
Ghemeten vijftich passen lanck
Sijn neder inde vest ghevallen:
Aenmerckt nu oft de Stadt was cranck.
105[regelnummer]
Des morghens vroech dry in October
Werd men ghewaer Godts wonderdaet,
Uut Leyden sachmen de Schans over
De Schuyten voeren sonder laet
Ga naar voetnoot108.,
Met Broodt, Bier, en ander Provande,
110[regelnummer]
Sonder belet naar tStadt verblijt:
Sy dancten Godt menigherhande,
Sijn naem wert daer ghebenedijt.
Die vander Stadt quamen gheloopen
Met blijd gheschrey ons volck te moet,
115[regelnummer]
En baden seer deerlick met hoopen:
Met een stuck broots ons bystant doet,
| |
[pagina 240]
| |
Tis meer dan ses weken gheleden
Dat wy gheen broot hebben gheproeft:
Den rijckdom heeft sulcx oock ghebeden,
120[regelnummer]
Een steenen hert moest zijn bedroeft.
Elck een hoordemen daer ghewaghen:
Willecom Vrienden hertelick,
Ghy hebt verlost dees Stadt van plaghen,
End al ons Burghers smertelick.
125[regelnummer]
Ons Volck antwoorden wijselicken:
Gheeft Godt alleen prijs ende eer:
Looft hem (en denct) tis prijselicken,
Hy is in noot ons Godt en Heer.
O Hollant fray niet om verschoonen,
Ga naar voetnoot129.
130[regelnummer]
Die Christum nu hebt aenghedaen,
Wilt over al dit wonder thoonen,
Van Gods Wet wilt niet afstaen:
Al hebt ghy lang gheweest in lijden,
U droefheyt is in vreucht verkeert,
135[regelnummer]
Dus wilt u inden Heer verblijden,
Sijn Lof tot alder tijt vermeert.
Ghy Nederlanden Rijck en Machtich,
Die tot u Vrijdom liefde draecht,
Houdt doch voor ooghen dit werck crachtich
140[regelnummer]
Het Spaensche ghespuys nu van u jaecht,
Sonder u hulp moeten sy vluchten.
Denct wat Thantwerpen is
Ga naar voetnoot142. gheschiet;
Sy steken vol van Neroes cluchten
Ga naar voetnoot143.,
Haer voortstel
Ga naar voetnoot144. is moort en
Ga naar voetnoot144. verdriet.
145[regelnummer]
Laet haer in Spaingien sporten breyen
Ga naar voetnoot145.,
Ezels en Koeyen drijven,, daer
Dees Ghuyten sendt na haer contreyen
Op dat sy moghen blijven,, daer:
Tzijn meest al Fielten
Ga naar voetnoot149. en Roffianen
Ga naar voetnoot149.
150[regelnummer]
Die ons hier quellen spottelick:
Tzijn Beuls der Papen, en Maranen,
Wie anders denct doet sottelick.
| |
[pagina 241]
| |
Prins die dit Liedt eerst heeft ghesonghen,
Hy kent seer wel des Paus ghedrocht,
155[regelnummer]
Uut Spaengnien is hy haer ontspronghen,
Hy was na in haer feest gherocht.
Wacht u voor dInquisiteurs handen,
Die sConincks Soon hebben vermoordt,
Ga naar voetnoot158.
En vecht nu voor u Vaderlanden:
160[regelnummer]
Maect met Hollant een goet accoordt.
Schout abuys. Ga naar voetnoot+ |
|