Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend102.
| |
[pagina 234]
| |
Twas de Milaensche Commandeur,
20[regelnummer]
Die hier toe van hem kreech de keur,
Door zijn seer schalcke sinnen.
Duckdalvens handel was te wreet,
Dees veynsde dat hem sulcks was leet,
Hy woldt met list beghinnen.
25[regelnummer]
Wat hy daer door in Zeelant wrocht,
Hebben sijn Spangiaerts wel besocht
Ga naar voetnoot26.,
Dat sy daer niet meer comen:
Dies heeft hy weer int lest van Mey,
Sijn nieu aenslaghen driederley
30[regelnummer]
Op Hollant voorghenomen:
Om de Maes was den eersten list:
Ga naar voetnoot31.
Dan desen aenslach is ghemist,
Gods hant heeft hem gheslaghen:
In Noorthollant oock desgelijck,
Ga naar voetnoot34.
35[regelnummer]
Daer seer veel dooden op den dijck,
End in de slooten laghen.
Den derden aenslach heeft ghehadt
Leyden, die wel vermaerde Stadt,
Dees wert weder belegen:
40[regelnummer]
Want hy wist dat daer op dat pas
Coorn noch Krijchsvolck in en was,
Om zijn macht te staen teghen:
Sijn grof gheschut hy achter liet:
Want daer met (wist hy) had hy niet:
45[regelnummer]
Dies wou hy de Stadt dwinghen
Met hongernoot, sonder gewelt,
End heeft het oock also bestelt
Datmen daer niet const bringhen.
De Prins en Staten sloten raet
50[regelnummer]
Die vreemt scheen, nochtans van dees daet
Salmen duysent Jaer spreken:
Den IJsseldijck kreech menich Gat,
De Maesdijck wert ghesteken plat
Ga naar voetnoot53..
Twater quam in ghestreken:
| |
[pagina 235]
| |
55[regelnummer]
Hollant toonde zijn watercracht,
Zeelant heeft zijn hulp by gebracht,
Door Volck, en schoon scheeps stucken,
Besot den vermaerden Krijchshelt
Begaf sick op het Watervelt,
60[regelnummer]
God liet het hem gelucken.
Als Rabsakes sprack den vyant:
Ga naar voetnoot61.
U en can comen gheen bystant,
Leyden ghy moet versmooren:
Cont ghy de Sterren grijpen wel,
Ga naar voetnoot64.
65[regelnummer]
So can het water oock seer snel
Tot voor u Stadt doorbooren:
Dit dede sommige doen clacht,
De Satan rockte den tweedracht,
Tversoeck was swaer om lijden:
Ga naar voetnoot69.
70[regelnummer]
Want vele waren sonder broot,
De Peste was daer oock seer groot,
Doch Godt die holp hen strijden.
De wint blies so voor Soetermeyr
Dat van daer weeck des vyants Heyr,
75[regelnummer]
En quam tot Soeterwoude:
Hier heeft de Heer sienlick ghetoont,
Dat hy zijn volck in noot verschoont,
End uut last helpt benoude.
Hy gaf wint, reghen, met Springvloet,
80[regelnummer]
En benam den vyant den moedt,
Die naeckt is wech gheloopen:
Veel huysen stack hy inden brant,
Doch waer hy weeck vont Gods hant,
Ga naar voetnoot83:
Doodtlick moest hijt ontloopen.
85[regelnummer]
In Octobri den derden dach,
Boisot men met zijn Schepen sach
Binnen de Stadt van Leyden:
De hongerighen creghen spijs,
Den Heer die sy danck ende prijs,
90[regelnummer]
Diese hen cost bereyden:
Natuere creech weer haren eysch,
Sy werp van haer het Peerden vleysch,
Broot had sy moeten derven,
Den tijt van seven Weken lanck,
95[regelnummer]
Water was meest gheweest den dranck
Ga naar voetnoot95.
Waer door veel moesten sterven.
| |
[pagina 236]
| |
Doet op tghesicht, wreede Tyran,
Siet hoe de Heere helpen can
Daer gheen hulp is voor ooghen:
100[regelnummer]
O Moortdam
Ga naar voetnoot100. blijft niet langher blint
Verderft doch niet uus kindes kint,
Hebt met hen mededooghen:
Keert u in tijts, eer ghy vergaet,
Den Heer niet langher teghenstaet,
105[regelnummer]
Aenmerckt zijn cracht en gaven:
Heel Nederlant siet dees oock aen
Wilt handen aen den ploech nu slaen,
En blijft niet langher Slaven.
Ghy hebt aen ons cleyn Lant gespoort,
110[regelnummer]
Wat hulpe dat Godt by zijn Woort
Ghedaen heeft dees drye Jaeren.
Hangt dat dan oock aen onvertsaecht,
Voor tvaderlant u strijdtbaer draecht
Afgodes dienst laet varen.
115[regelnummer]
Leght by het vyer niet langher Hout,
En ghelooft my, tsal worden kout:
Ja tsal gheen vyer meer blijven:
Wilt ghy dat dit plat sy ghestelt,
Gheeft den Tyran langher gheen ghelt,
120[regelnummer]
Ghy sult hem wel verdrijven.
De Prins
Ga naar voetnoot121. die ons hulp is
gheweest,
Sterckt u, end ons, met sijnen Gheest,
Dat wy na zijn Woort leven:
Danck sy de hoochste Majesteyt
125[regelnummer]
Van nu tot in der eewicheyt
Van dat hy heeft ghegeven:
Ons Prince sy door zijns Soons Bloet,
Van hem tot alder tijt behoet:
Hy stercke oock tsLants Staten
130[regelnummer]
Met een volstandich vast ghemoet,
Teghen den Vyant seer verwoet
Die hem en zijn Woort haten.
Ga naar voetnoot+
|
|