Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend93.
| |
[pagina 213]
| |
Die Spangiaers zijn ghecomen met ghewelt
20[regelnummer]
Tweendertich Vendlen waren daer ghetelt
En riepen tot die Burgers verheven:
Ghy Lutriaen scheyt van u goet en ghelt,
Wilt ghy behouden dat leven,
Tis ons al ghegheven.
25[regelnummer]
Die Burghers hadden op
Granvels broeder toeverlaet
Ga naar voetnoot25.
Dat hy soude weeren der Spaniaerts quaet,
Maer die Monick
Ga naar voetnoot27. liet zijn schelmerije
blijcken,
Hy lietse
Ga naar voetnoot28. neffens tCasteel in Antwerpen vermaert,
Dat die Burghers moesten beswijcken
30[regelnummer]
Arm ende Rijcken
Ga naar voetnoot30..
Seer haestich liepen sy als Turcken snoot
Door die Stadt met schrickelicken ghetiere groot
En deden de Burgers groot versmaden,
Betaelt, betaelt ons met der spoet,
35[regelnummer]
Of u gheschiet gheen ghenade
Vroech noch spade.
Die Spangiaerts waren seer verwoet,
Om te berooven der Burgers goet,
De Schepen die sy geladen vonden,
40[regelnummer]
Moesten weder ontladen metter spoet
En drijven daer flucks van landen,
Of men woldse
Ga naar voetnoot42. verbranden.
Des nachts liepen die Rabauwen
Ga naar voetnoot43. stout
Met fackelen ende hamers menichfout
45[regelnummer]
Of sy al deuren wolden op jaghen
Ga naar voetnoot45.,
Also dat die Vroukens met kinde benout,
Zijn doot ghebleven door vertsaghen,
Dat haer Mans aensaghen.
Die Gouverneur heeft een eysch ghedaen
50[regelnummer]
Vier Tonnen Gouts wild hy ontfaen
Vander stadt van Antwerpen vercoren,
So wolde hy de Burgers van stonden aen ontslaen,
Meer wilde hy hebben van die Contoren,
Of tbleve al verloren.
| |
[pagina 214]
| |
55[regelnummer]
Dus heeft die Gouverneur, wilt dit verstaen,
Thien Tonnen Goudts uut Antwerpen ontfaen:
Aldus can hy den thienden Penninck halen,
Al costet golden ende silveren schalen saen,
Om zijn Spaniaerts ende Walen
60[regelnummer]
Daer mede te betalen.
Sijn dit ghetrouwe Soldaten coen,
Ga naar voetnoot61.
Die sConincks Landen souden bystant doen?
Monsuer Havre
Ga naar voetnoot63. met zijn Rabouwen
Dry Duysent Gulden gaven die Dorpen Rantsoen,
65[regelnummer]
Noch hebben sy die Boeren ghetrouwe
Doorsteken ende doorhouwen.
Die Hoochgheboren Prins van Orangien bekant,
Een vry Edel Heer uut dat Nederlant,
Daer na hoortmen Thantwerpen verlanghen,
70[regelnummer]
Maer den Gouverneur als een Tyrant,
Die doetse deerlick vanghen,
Ga naar voetnoot71:
En aen een Galghe hanghen.
So lang als ghy den Prins houdt uut dat Lant,
Can hy
Ga naar voetnoot74. u schatten en scheeren aen
elcken cant,
75[regelnummer]
Den thienden penninck met liste crijghen,
Ghelijck
Duckdalbe den Ouden quant
SaI hy dan oock gaen bijghen
Ga naar voetnoot77.
Ga naar voetnoot77, 78.
Al stil
Ga naar voetnoot78. swijghen.
|
|