Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend38.
| |
[pagina 79]
| |
Al waren sy geplaecht,, Theeft hen seer wel behaecht
Al voor den Raet
Ga naar voetnoot22. te
comen,
Sy hebbent vry gewaecht,, in Gods naem onversaecht
En waren sonder schromen.
25[regelnummer]
Die Sophisten seer quaet,, Vraechden met strang
ghelaet
Waerom dat sy uuttoghen
Ga naar voetnoot26.
Dat schoone misghewaedt,, dwelck sy hadden met smaedt,
Gheworpen tvolck voor ooghen,
Doen hebben sy gheseyt,, dat en is ons niet leyt,
30[regelnummer]
De Mis heeft ons verdroten
Te doen dat grousaem feyt,, daer Christi weerdicheyt,
Heel booslick wort verstooten.
Oock van thoulick eerbaer,, en Sacramenten claer,
Daer van hen die Sophisten
35[regelnummer]
Vraechden int openbaer,, en oft de Paus voorwaer,
Hen docht te zijn een Christen?
Dantwoort dat was so fier,, al na des Schrifts manier,
Van dees Schaepkens gegeven,
Dat sy al tot het vyer,, gheoordeelt werden schier,
40[regelnummer]
Om te brenghen om tleven.
Een bevende verflout,, Schreef tantwoort menichfout,
Ga naar voetnoot41
Tot dees Schaepkens vercrencken,
Doen sprack een Broeder stout,, Waerom zijt ghy benout?
Wilt dees saeck overdencken,
45[regelnummer]
Beeft dan, als ghy sult staen,, om loon na werck
tontfaen,
Voor Gods rechtveerdich oordeel,
Daer ghy moet op den plaen
Ga naar voetnoot47.,, En niet en moecht ontgaen,
Blau onschult
Ga naar voetnoot48. doet gheen voordeel.
De Schaepkens seer benijt
Ga naar voetnoot49.,,
scheiden so uut dat crijt
50[regelnummer]
Om hen voorts te bereyden,
Al totter doot met vlijdt,, want haren laetsten tijdt
Die was na by om scheyden,
Sy wilden vreesen niet,, die tlichaem dooden siet,
Ga naar voetnoot53.
Maer die lijf ende zielen
55[regelnummer]
In dat helsche gebiet,, can werpen met verdriet,
En eewichlick vernielen.
| |
[pagina 80]
| |
De
Bisschop
Ga naar voetnoot57.
onvervaert,, van den Bosch wijt vermaert
Met twee Abten beneven,
Is comen onghespaert
Ga naar voetnoot59.,, in Mey, tmoet
zijn verclaert,
60[regelnummer]
Den twintichsten en seven,
Den Raet
Ga naar voetnoot61. werde versaemt,, Van dees Heeren voornaemt,
Als men soude ontwieden
Ga naar voetnoot62.,
Dees Schaepkens wel befaemt,, Int secreet ist gheraemt
This schandt voor allen lieden.
65[regelnummer]
De dienaers die zijn doen,, ghegaen met herten coen
Om dees onnosel Schapen:
Daerna wilt dit bevroen
Ga naar voetnoot67.,, zijn
sy al voor de noen,
Ghecleet ghelijck de Papen,
En gebrocht hoort na mijn,, tot den Bisschop die fijn,
70[regelnummer]
Tusschen dAbten was staende
Elc moest gemijtert zijn,, end gestaeft, wat een schijn
Om twerck dat doen was gaende.
Dat Heylichdom
Ga naar voetnoot73. dat is,, van hen vingeren fris,
Afgheschrapt in onvreden
75[regelnummer]
Met een mes als een vis,, en een lock hayrs gewis,
Hebben sy afghesneden:
De Bisschop de Schavuyt,, sprack, wy trecken u uut
Het cleet Christi rechtveerdich,
Dwelc u afval beduyt,, dat ghy van Christi Bruyt
80[regelnummer]
Gheweken zijt onweerdich.
Een Broeder op dat pas,, die oock de oudste was,
Sprack doen dus voor hen allen,
O Bisschop hoort my ras,, ghy weet wel van tgebras
Ga naar voetnoot83.
Wat wilt ghy doch veel callen?
85[regelnummer]
De Bisschop swoer goet ront,, Godt die is mijn
oorcondt
Ick can niet anders smaken
Ga naar voetnoot86.,
Leyde zijn handt terstont,, op zijn borst (wat een vont?)
Om tvolck dat wijs te maken.
| |
[pagina 81]
| |
De Bisschop sprack doen hoort,, tot den Raedt ongestoort
90[regelnummer]
Wy stellens in u handen
Handelt hen saecht nu voort,, merckt doch tgeveynsde woort,
Want twas al om te branden.
O Hypocrijten fel,, dit zijn u treken wel,
Dat ghy bijt Schaepkens claerlick
95[regelnummer]
En vaecht u muylen snel,, recht of ghy in tghequel,
Hen niet ghebrocht hadt swaerlick.
Smaendaechs teghen den nacht,, wert hen de weet onsacht
Ghedaen om sdaechs te sterven.
Doen spraken sy bedacht
Ga naar voetnoot99.,, wy hebben langh
gewacht
100[regelnummer]
Om Gods Rijck te beerven.
Sy waren heel vervreucht,, en dat in rechter deucht
Van blijschap gants ontspronghen
Ga naar voetnoot102:
Hebben met groot geneucht,, in God sijnde verheucht
Den Psalm sestien ghesonghen.
Ga naar voetnoot104.
105[regelnummer]
Ter doot zijn sy gebrocht,, dwelckmen aenschouwen
mocht
Een yeghelic bysonder
Van dat Babels gedrocht,, dat den Paus is verknocht
Al swijgende, twas wonder.
Elck is al met zijn Rot,, gecomen opt schavodt
110[regelnummer]
Ghebonden als een beeste
Een yeder badt (dits slot),, In uwen handen Godt
Beveel ick mijnen gheeste.
Daer na met smerte groot,, zijn sy geworcht doot
En ghebrant aen vier staken
115[regelnummer]
O jammerlicken noot,, want om de waerheyt bloot
Moesten sy den doot smaken.
Also zijn sy gherust,, na haers herten lust
In Christo den ghetrouwen
Van hem zijn sy ghecust,, hen
Ga naar voetnoot119.
vyer is uutgeblust,
120[regelnummer]
Tleven dat is behouwen.
Duysent vijf hondert jent,, en tseventich bekent,
Is dit werck int ghereye
Ga naar voetnoot122.
Gebrocht ende volent,, van den Raet gants verblent
Den dertichsten dach Meye,
| |
[pagina 82]
| |
125[regelnummer]
O Heeren nu toch beeft,, dat ghy dus groulick leeft
Met Gods Schaepkens seer goedich
En u hert toch begeeft,, tot Godt, eer dat ghy sneeft
Ga naar voetnoot127.
Want u handen zijn bloedich.
Neemt in danck dit gesangh,, O Gods ghemeynte bangh,
130[regelnummer]
Mijn Broeders inden Heere,
Ick hoep Godt sal eerlangh,, helpen vrij uut bedwang
Ons als zijn kindren teere.
Ghy Predicanten net,, swijcht niet door gheen belet
Ga naar voetnoot+
Bouwt op Gods Kercke schoone
135[regelnummer]
U mondt sy een Trompet,, om te leeren Gods Wet,
So crijcht ghy slevens Croone.
|
|